Uw zoekopdracht komt in het volgende document voor:

richtlijn_2002_96.pdf

Klik hier om het bestand te downloaden

RICHTLIJN 2002/96/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie (1 ), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2 ), Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (3 ), Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4 ) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 8 november 2002 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd, Overwegende hetgeen volgt: (1) De doelstellingen van het milieubeleid van de Gemeenschap omvatten in het bijzonder behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de gezondheid van de mens en behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dit beleid berust op het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt. (2) Het beleidsplan en actieprogramma van de Europese Gemeenschap op het gebied van het milieu en duurzame ontwikkeling („Vijfde Milieuactieprogramma”) (5 ) stelt dat de verwezenlijking van duurzame ontwikkeling ingrijpende veranderingen in de huidige ontwikkelings-, productie-, consumptie- en gedragspatronen vereist en pleit onder meer voor de beperking van de verspilling van natuurlijke hulpbronnen en voor de voorkoming van verontreiniging. Dit programma noemt afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, hierna „AEEA”, als een van de doelgebieden voor regelgeving waar het gaat om de toepassing van de uitgangspunten preventie, nuttige toepassing en veilige verwijdering van afval. (3) Volgens de mededeling van de Commissie van 30 juli 1996 betreffende de actualisering van de communautaire strategie voor het afvalbeheer mag het ontstaan van afvalstoffen dan onvermijdelijk zijn, doch neemt dit niet weg dat zij dienen te worden hergebruikt of teruggewonnen in de vorm van materialen of energie. (4) De Raad heeft in zijn resolutie van 24 februari 1997 betreffende een communautaire strategie voor het afvalbeheer (6 ) met nadruk gewezen op de noodzaak de terugwinning van afvalstoffen te bevorderen, teneinde de hoeveelheid afval voor verwijdering te verminderen en de natuurlijke hulpbronnen te sparen, met name door hergebruik, recycling, compostering en terugwinning van energie uit afvalstoffen, en heeft erkend dat bij de keuze van alternatieven in elk specifiek geval rekening moet worden gehouden met milieueffecten en economische effecten, maar heeft daaraan toegevoegd dat hergebruik en terugwinning van materiaal de voorkeur verdienen indien en voorzover zij uit milieuoogpunt het beste alternatief zijn, in afwachting van wetenschappelijke en technologische vooruitgang en verdere ontwikkeling van levenscyclusanalyses; voorts heeft de Raad de Commissie uitgenodigd zo snel mogelijk een passend vervolg te ontwikkelen voor de projecten van het programma prioritaire afvalstromen, met inbegrip van AEEA. (5) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 14 november 1996 (7 ) de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor richtlijnen voor een aantal prioritaire afvalstromen, waaronder afgedankte elektrische en elektronische apparaten, en om dergelijke voorstellen te baseren op het principe van producentenverantwoordelijkheid. Het Europees Parlement heeft in dezelfde resolutie de Raad en de Commissie verzocht om op de beperking van de hoeveelheid afval gerichte voorstellen in te dienen. (6) Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (8 ) bepaalt dat bijzondere bepalingen of bepalingen ter aanvulling van die van Richtlijn 75/442/EEG voor het beheer van bepaalde categorieën afvalstoffen in bijzondere richtlijnen kunnen worden vastgesteld. (7) Het aanbod van AEEA in de Gemeenschap neemt snel toe, de aanwezigheid van gevaarlijke onderdelen in elektrische en elektronische apparatuur levert in de afvalfase ernstige moeilijkheden op, en recycling van AEEA vindt niet in voldoende mate plaats. (8) De doelstelling om het beheer van AEEA te verbeteren, kan niet op doeltreffende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. In het bijzonder kunnen verschillen tussen de nationale toepassingen van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid leiden tot substantiële verschillen in de financiële lasten voor ondernemers. Het bestaan van verschillen in nationaal beleid ten aanzien van het beheer van AEEA belemmert de doeltreffendheid van het recyclingbeleid. Daarom moeten de belangrijkste criteria op communautair niveau worden vastgesteld. L 37/24 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 ( 1 ) PB C 365 E van 19.12.2000, blz. 184, en PB C 240 E van 28.8.2001, blz. 298. ( 2 ) PB C 116 van 20.4.2001, blz. 38. ( 3 ) PB C 148 van 18.5.2001, blz. 1. ( 4 ) Advies van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (PB C 34 E van 7.2.2002, blz. 115), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 4 december 2001 (PB C 110 E van 7.5.2002, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 10 april 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 18 december 2002 en besluit van de Raad van 16 december 2002. ( 5 ) PB C 138 van 17.5.1993, blz. 5. ( 6 ) PB C 76 van 11.3.1997, blz. 1. ( 7 ) PB C 362 van 2.12.1996, blz. 241. ( 8 ) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 47. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32). (9) De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op alle betrokken producten en producenten, ongeacht de verkoopstechniek, dus met inbegrip van afstandsverkoop en elektronische handel. In dit verband moeten producenten en distributeurs die kanalen voor afstandsverkoop en elektronische handel gebruiken, voorzover uitvoerbaar, dezelfde verplichtingen hebben, waaraan op dezelfde wijze de hand moet worden gehouden, om te voorkomen dat andere distributiekanalen de kosten moeten dragen van de bepalingen van deze richtlijn met betrekking tot AEEA waarvan de apparatuur op afstand of elektronisch is verkocht. (10) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle door consumenten gebruikte elektrische en elektronische apparaten alsook op voor bedrijfsmatig gebruik bedoelde elektrische en elektronische apparaten. Deze richtlijn dient te gelden zonder afbreuk te doen aan de Gemeenschapswetgeving betreffende veiligheids- en gezondheidsvoorschriften ter bescherming van eenieder die in contact komt met AEEA, en aan de specifieke Gemeenschapswetgeving betreffende afvalbeheer, in het bijzonder Richtlijn 91/157/EEG van de Raad van 18 maart 1991 inzake batterijen en accu’s die gevaarlijke stoffen bevatten (1 ). (11) Richtlijn 91/157/EEG dient, in het bijzonder in verband met deze richtlijn, zo spoedig mogelijk te worden herzien. (12) Onder andere doordat zij de producentenverantwoordelijkheid vastlegt, bevordert deze richtlijn dat bij het ontwerp en de productie van elektrische en elektronische apparatuur ten volle rekening wordt gehouden met reparatie, de mogelijkheid tot verbetering, hergebruik, demontage en recycling daarvan en dat deze aspecten worden vergemakkelijkt. (13) Teneinde de gezondheid en veiligheid van het personeel van de distributeur dat betrokken is bij het terugnemen en manipuleren van AEEA te waarborgen, dienen de lidstaten overeenkomstig de nationale en communautaire veiligheids- en gezondheidsvoorschriften te bepalen onder welke voorwaarden het terugnemen door de distributeurs kan worden geweigerd. (14) Ontwerp en productie van elektrische en elektronische apparatuur met oog voor het vergemakkelijken van de ontmanteling en nuttige toepassing, — en in het bijzonder het vergemakkelijken van hergebruik en recyclen van AEEA, onderdelen en materialen —, dienen door de lidstaten te worden aangemoedigd. Producenten mogen het hergebruik van AEEA niet beletten door specifieke designelementen of productieprocessen toe te passen, tenzij de voordelen hiervan zwaarder doorwegen, bijvoorbeeld in verband met milieubescherming of milieueisen. (15) Gescheiden inzameling is de allereerste voorwaarde om de specifieke behandeling en recycling van AEEA te waarborgen, en is noodzakelijk om het vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en milieu in de Gemeenschap te halen. De consument moet actief bijdragen tot het succes van deze inzameling en moet worden aangemoedigd AEEA in te leveren. Met het oog daarop moeten geschikte voorzieningen voor het inleveren van AEEA, met inbegrip van openbare inzamelpunten waar particuliere huishoudens hun afval ten minste kosteloos moeten kunnen inleveren, worden opgezet. (16) Om in de Gemeenschap het vastgestelde beschermingsniveau en de geharmoniseerde milieudoelstellingen te bereiken, dienen de lidstaten passende maatregelen te treffen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. Om te waarborgen dat de lidstaten doelmatige inzamelingssystemen opzetten, dient te worden verlangd dat zij een hoog inzamelingsniveau van AEEA uit particuliere huishoudens bereiken. (17) Een specifieke behandeling van AEEA is onontbeerlijk om de verspreiding van verontreinigende stoffen in het gerecycleerde materiaal of in de afvalstroom tegen te gaan. Een dergelijke behandeling vormt de meest doeltreffende manier om te garanderen dat het door de Gemeenschap vastgestelde milieubeschermingsniveau wordt bereikt. Installaties of bedrijven die recycling- en verwerkingsactiviteiten uitvoeren, moeten aan minimale normen voldoen om negatieve milieueffecten in verband met de verwerking van AEEA te voorkomen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling dienen te worden gebruikt, mits zij de gezondheid van de mens en een hoogwaardige milieubescherming garanderen. De beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling kunnen nader worden bepaald overeenkomstig de procedures van Richtlijn 96/61/EG. (18) Waar van toepassing dient voorrang te worden gegeven aan het hergebruik van AEEA en van onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen daarvan. Indien hergebruik niet de voorkeur verdient, dient alle gescheiden ingezamelde AEEA voor nuttige toepassing te worden aangeboden en daarbij moet een hoog niveau van recycling en nuttige toepassing worden bereikt. Bovendien dienen producenten te worden gestimuleerd om gerecycleerd materiaal in nieuwe apparatuur te verwerken. (19) De voornaamste uitgangspunten ten aanzien van de financiering met betrekking tot het beheer van AEEA moeten door de Gemeenschap worden vastgesteld en de financieringsstelsels moeten tot hoge inzamelingsniveaus bijdragen alsook tot de toepassing van het beginsel van producentenverantwoordelijkheid. (20) Gebruikers van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens dienen de mogelijkheid te hebben hun AEEA ten minste kosteloos in te leveren. De producenten dienen derhalve de inzameling door inzamelingsfaciliteiten, en de verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA te financieren. Een optimale toepassing van het beginsel producentenverantwoordelijkheid vereist, dat elke producent verantwoordelijk is voor de financiering van het beheer van het afval van zijn eigen producten. De producent dient te kunnen kiezen om hetzij individueel hetzij via een collectieve regeling aan die verplichtingen te voldoen. Elke producent die een product op de markt brengt, dient een financiële waarborg te stellen, zodat de kosten voor het beheer van AEEA van weesproducten niet ten laste van de samenleving of van andere producenten kunnen komen. De verantwoordelijkheid voor de financiering van het beheer van de historische voorraad dient te berusten bij de gezamenlijke producenten in collectieve ( 1 ) PB L 78 van 26.3.1991, blz. 38. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/ 101/EG van de Commissie (PB L 1 van 5.1.1999, blz. 1). financieringssystemen, en alle producenten die op de markt opereren op het tijdstip waarop de kosten ontstaan, dienen proportioneel in deze systemen bij te dragen. De collectieve systemen mogen niet zodanig zijn dat zij fabrikanten van gespecialiseerde producten, kleine producenten, importeurs of nieuwkomers uitsluiten. Tijdens een overgangsperiode dienen de producenten de mogelijkheid te hebben om bij de verkoop van nieuwe producten, op vrijwillige basis, ten aanzien van de kopers de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering van de historische voorraad aan te tonen. Producenten die van deze regeling gebruikmaken, dienen te garanderen dat de aangegeven kosten niet hoger liggen dan de reële kosten. (21) Voorlichting van de gebruikers over het voorschrift dat AEEA niet langer samen met ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd maar gescheiden moet worden ingezameld, alsmede over de inzamelingssystemen en over hun eigen rol bij het beheer van AEEA, is onontbeerlijk om de inzameling van AEEA te doen slagen. Dit houdt ook in dat elektrische en elektronische apparatuur die in vuilnisbakken of vergelijkbare vormen van stedelijk afvalinzameling terecht zou kunnen komen, van een duidelijk merkteken wordt voorzien. (22) De door producenten te verstrekken informatie ter identificatie van onderdelen en materialen is van belang om het beheer, en in het bijzonder de verwerking en de nuttige toepassing/recycling, van AEEA te vergemakkelijken. (23) De lidstaten dienen ervoor zorg te dragen dat met de infrastructuur voor inspectie en controle kan worden nagegaan, of de onderhavige richtlijn correct ten uitvoer wordt gelegd, onder meer gelet op Aanbeveling 2001/ 331/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende minimumcriteria voor milieuinspecties in de lidstaten (2 ). (24) Gegevens over het gewicht en, indien dat niet mogelijk is, het aantal van elektrische en elektronische apparaten die in de Gemeenschap op de markt komen en over het niveau van inzameling, hergebruik (voorzover mogelijk met inbegrip van hergebruik van complete apparaten), nuttige toepassing/recycling en uitvoer van overeenkomstig deze richtlijn ingezamelde AEEA zijn noodzakelijk om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn te kunnen meten. (25) De lidstaten kunnen ervoor opteren sommige bepalingen van deze richtlijn uit te voeren door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren, mits aan bepaalde voorschriften is voldaan. (26) De Commissie dient volgens een comitéprocedure zorg te dragen voor de aanpassing, aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, van sommige bepalingen van de richtlijn, van de lijst van producten die vallen in de categorieën van bijlage I A, van de selectieve verwerking van materialen en onderdelen van AEEA, van de technische voorschriften voor de opslag en de verwerking van AEEA en van het symbool ter aanduiding van AEEA. (27) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (3 ), HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Doelstellingen Deze richtlijn is in de eerste plaats gericht op de preventie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, hierna te noemen „AEEA”, en daarnaast op hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen, teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen. Voorts beoogt deze richtlijn een verbetering van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Artikel 2 Toepassingsgebied 1. Deze richtlijn is van toepassing op elektrische en elektronische apparatuur die onder de in bijlage I A genoemde categorieën valt, voorzover die apparatuur geen deel is van andere apparatuur welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt. Bijlage I B bevat een lijst van producten die onder de in bijlage I A genoemde categorieën vallen. 2. Deze richtlijn geldt onverminderd de Gemeenschapswetgeving inzake veiligheids- en gezondheidseisen en de specifieke Gemeenschapswetgeving inzake afvalstoffenbeheer. 3. Apparatuur die verband houdt met de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, wapens, munitie en oorlogsmateriaal zijn van deze richtlijn uitgesloten. Zulks geldt evenwel niet voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd. L 37/26 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 ( 2 ) PB L 118 van 27.4.2001, blz. 41. ( 3 ) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Artikel 3 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: a) „elektrische en elektronische apparatuur” of „EEA”: apparaten die elektrische stromen of elektromagnetische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die onder een van de in bijlage I A genoemde categorieën vallen en bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1 000 volt bij wisselstroom en 1 500 volt bij gelijkstroom; b) „afgedankte elektrische en elektronische apparatuur” of „AEEA”: elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen vormen in de zin van artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt; c) „preventie”: maatregelen ter vermindering van de hoeveelheid en de milieuschadelijkheid van AEEA en de daarin aanwezige materialen en stoffen; d) „hergebruik”: handelingen waardoor AEEA of onderdelen daarvan opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij oorspronkelijk zijn ontworpen, daaronder begrepen verder gebruik van de apparatuur of onderdelen daarvan die bij inzamelpunten, distributeurs, recyclingbedrijven of fabrikanten worden ingeleverd; e) „recycling”: terugwinning in een productieproces van afvalmaterialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, doch met uitzondering van terugwinning van energie, waaronder verstaan wordt het gebruik van brandbare afvalstoffen voor de opwekking van energie door rechtstreekse verbranding met of zonder andere afvalstoffen, doch met terugwinning van de warmte; f) „nuttige toepassing”: de in bijlage II B bij Richtlijn 75/442/ EEG bedoelde toepasselijke handelingen; g) „verwijdering”: de in bijlage II A bij Richtlijn 75/442/EEG bedoelde toepasselijke handelingen; h) „verwerking”: activiteiten na de afgifte van AEEA aan een inrichting voor het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen, demontage, shredderen, nuttige toepassing of voorbereiding voor verwijdering, en andere handelingen voor de nuttige toepassing en/of verwijdering van AEEA; i) „producent”: eenieder die ongeacht de verkooptechniek, met inbegrip van technieken voor verkoop op afstand overeenkomstig Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (1 ): i) onder zijn eigen merk elektrische en elektronische apparatuur vervaardigt en verkoopt, ii) onder zijn eigen merk apparatuur wederverkoopt die door andere leveranciers is geproduceerd; hierbij wordt de wederverkoper niet als „producent” aangemerkt wanneer het merk van de producent overeenkomstig punt i) op het apparaat zichtbaar is, of iii) beroepsmatig elektrische en elektronische apparatuur invoert in, respectievelijk uitvoert uit een lidstaat. Wordt niet als „producent” aangemerkt, diegene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst, tenzij hij tevens optreedt als producent in de zin van het bepaalde onder de punten i) tot en met iii); j) „distributeur”: eenieder die op commerciële basis elektrische of elektronische apparatuur levert aan degene die deze apparatuur zal gebruiken; k) „AEEA van particuliere huishoudens”: AEEA die afkomstig is van particuliere huishoudens en van commerciële, industriële, institutionele en andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is; l) „gevaarlijke stoffen of preparaten”: stoffen of preparaten die op grond van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (2 ) of Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (3 ) als gevaarlijk moeten worden beschouwd; m) „financieringsovereenkomst”: een lening-, lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enige apparatuur, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een bijkomende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het apparaat zal of kan plaatsvinden. Artikel 4 Productontwerp De lidstaten stimuleren ontwerp en productie van elektrische en elektronische apparatuur met oog voor het vergemakkelijken van de ontmanteling en nuttige toepassing, en in het bijzonder van het hergebruik en recyclen van AEEA, onderdelen en materialen. In deze context nemen zij passende maatregelen opdat specifieke designelementen of productieprocessen van de producenten het hergebruik van AEEA niet in de weg staan, tenzij de voordelen daarvan zwaarder wegen, bij voorbeeld in verband met milieubescherming of milieueisen. Artikel 5 Gescheiden inzameling 1. De lidstaten nemen passende maatregelen om de samen met het ongesorteerd stedelijk afval te verwijderen AEEA tot een minimum te beperken en een hoog niveau van gescheiden inzameling van AEEA te bereiken. ( 1 ) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. ( 2 ) PB L 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/59/EG van de Commissie (PB L 225 van 21.8.2001, blz. 1). ( 3 ) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2001/60/EG van de Commissie (PB L 226 van 22.8.2001, blz. 5). 2. Wat AEEA van particuliere huishoudens betreft, dragen de lidstaten er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005: a) systemen zijn ingevoerd waardoor de laatste houders en de distributeurs dergelijke afvalstoffen ten minste zonder kosten kunnen inleveren. De lidstaten dragen zorg voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de noodzakelijke inzamelingsinrichtingen, met name rekening houdend met de bevolkingsdichtheid; b) de distributeurs er de verantwoordelijkheid voor dragen dat bij de levering van een nieuw product een gelijke hoeveelheid van zulk afval, ten minste zonder kosten, bij de distributeur kan worden ingeleverd, met dien verstande dat de apparatuur van een gelijkwaardig type is en dezelfde functies had als de geleverde apparatuur. De lidstaten kunnen van deze bepaling afwijken, mits zij ervoor zorgen dat zulks de inlevering van AEEA niet bemoeilijkt voor de laatste houder en dat de systemen kosteloos blijven voor de laatste houder. De lidstaten die van deze bepaling gebruikmaken, stellen de Commissie daarvan in kennis; c) de producenten toegestaan is, onverminderd a) en b), individuele en/of collectieve terugnamesystemen voor AEEA uit particuliere huishoudens in te voeren en te exploiteren, mits de systemen op één lijn staan met de doelstellingen van deze richtlijn; d) gelet op de nationale en communautaire veiligheids- en gezondheidsvoorschriften AEEA die bij gebruik is verontreinigd en daardoor een risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel oplevert, bij inleveringspunten als bedoeld onder a) en b) kan worden geweigerd; de lidstaten stellen voor deze AEEA specifieke regelingen vast. De lidstaten kunnen specifieke regelingen vaststellen voor de inlevering van AEEA als bedoeld onder a) en b) waaraan essentiële onderdelen ontbreken, of waarin zich afvalstoffen bevinden die niet als AEEA kunnen worden aangemerkt. 3. Wat AEEA van andere dan particuliere huishoudens betreft en onverminderd artikel 9 dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten of derden die in hun naam handelen dergelijk afval inzamelen. 4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de ingevolge de leden 1, 2 en 3 ingezamelde AEEA getransporteerd wordt naar verwerkingsinrichtingen met een vergunning volgens artikel 6, tenzij de apparaten in hun geheel hergebruikt zullen worden. Zij zorgen ervoor dat voorgenomen hergebruik niet leidt tot omzeiling van deze richtlijn, in het bijzonder van de artikelen 6 en 7. De wijze van inzameling en transport van gescheiden ingezamelde AEEA moet optimaal hergebruik en recycling van daarvoor in aanmerking komende onderdelen en volledige apparaten mogelijk maken. 5. Onverminderd lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat op uiterlijk 31 december 2006 een gemiddelde hoeveelheid gescheiden ingezamelde AEEA uit particuliere huishoudens wordt bereikt van ten minste vier kilogram per inwoner per jaar. Het Europees Parlement en de Raad leggen op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de technische en economische ervaringen in de lidstaten, op uiterlijk 31 december 2008 een nieuw bindend streefcijfer vast. Dit kan eventueel een percentage zijn van de in de jaren daarvoor aan particuliere huishoudens verkochte hoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur. Artikel 6 Verwerking 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, overeenkomstig de communautaire wetgeving systemen invoeren voor de verwerking van AEEA, met gebruik van de beste beschikbare technieken voor verwerking, nuttige toepassing en recycling. De producenten kunnen de systemen individueel en/of collectief invoeren. Om inachtneming van artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG te waarborgen, omvat de verwerking ten minste het verwijderen van alle vloeistoffen en een selectieve behandeling overeenkomstig bijlage II. Andere verwerkingstechnieken die ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu bieden, kunnen volgens de procedure van artikel 14, lid 2, in bijlage II worden ingevoerd. Voor milieubeschermingsdoeleinden kunnen de lidstaten minimumkwaliteitsnormen voor de verwerking van ingezamelde AEEA invoeren. De lidstaten die voor deze kwaliteitsnormen kiezen, brengen deze ter kennis van de Commissie, die deze normen bekendmaakt. 2. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, in het bezit zijn van een vergunning van de bevoegde instantie overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 75/442/EEG. De in artikel 11, lid 1, onder b), van Richtlijn 75/442/EEG bedoelde afwijking van het vergunningsvereiste kan worden toegepast op handelingen voor de nuttige toepassing van AEEA, mits de bevoegde instanties vóór de registratie een inspectie uitvoeren teneinde te onderzoeken of aan artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG wordt voldaan. De inspectie omvat verificatie van: a) type en hoeveelheid van het te verwerken afval; b) de algemene technische voorschriften die in acht moeten worden genomen; c) de nodige voorzorgsmaatregelen. Deze inspectie vindt ten minste één keer per jaar plaats en de lidstaten delen de resultaten mee aan de Commissie. 3. De lidstaten dragen er zorg voor dat inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht, de AEEA opslaan en verwerken volgens de technische voorschriften van bijlage III. L 37/28 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 4. De lidstaten dragen er zorg voor dat aan de in lid 2 bedoelde vergunning of registratie alle voorwaarden zijn verbonden die nodig zijn om aan de eisen van de leden 1 en 3 te voldoen en de streefcijfers voor nuttige toepassing van artikel 7 te bereiken. 5. De verwerkingshandelingen mogen ook buiten de betrokken lidstaat of de Gemeenschap plaatsvinden, mits het transport van de AEEA in overeenstemming is met Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (1 ). AEEA die buiten de Gemeenschap is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 259/93, Verordening (EG) nr. 1420/ 1999 van de Raad van 29 april 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften en procedures voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar een aantal niet OESO-landen (2 ) en Verordening (EG) nr. 1547/1999 van de Commissie van 12 juli 1999 tot vaststelling van de controleprocedures, overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad, die moeten worden toegepast voor de overbrenging van bepaalde soorten afvalstoffen naar bepaalde landen waarvoor besluit C(92)39 definitief van de OESO niet geldt (3 ), wordt bij de narekening of de in artikel 7, leden 1 en 2, van deze richtlijn bedoelde verplichtingen en streefcijfers bereikt zijn slechts meegeteld, indien de uitvoerder kan aantonen dat de nuttige toepassing, het hergebruik en/of de recycling gebeurden in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn. 6. De lidstaten moedigen inrichtingen of bedrijven waar verwerkingshandelingen worden verricht aan, gecertificeerde milieubeheerssystemen in te voeren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (4 ). Artikel 7 Nuttige toepassing 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten of derden die in hun naam handelen, individueel of collectief systemen invoeren voor de nuttige toepassing, in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving, van AEEA die ingevolge artikel 5 gescheiden is ingezameld. De lidstaten geven voorrang aan het hergebruik van volledige apparaten. Tot de in lid 4 bedoelde datum tellen deze apparaten niet mee voor de berekening van de in lid 2 vermelde streefcijfers. 2. Wat AEEA betreft die bestemd is voor verwerking volgens artikel 6, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten op 31 december 2006 de volgende streefcijfers bereiken: a) voor AEEA van de categorieën 1 en 10 van bijlage I A — wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 80 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en — wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen verhoogd tot ten minste 75 % van het gemiddelde gewicht per apparaat; b) voor AEEA van de categorieën 3 en 4 van bijlage I A — wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 75 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en — wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 65 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd; c) voor AEEA van de categorieën 2, 5, 6, 7 en 9 van bijlage I A — wordt het percentage nuttige toepassing tot ten minste 70 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd, en — wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 50 % van het gemiddelde gewicht per apparaat verhoogd; d) voor afgedankte gasontladingslampen wordt het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen tot ten minste 80 % van het gewicht van de lampen verhoogd. 3. De lidstaten zien erop toe dat de producenten, of derden die in hun naam handelen, met het oog op de berekening van deze streefcijfers registers bijhouden van de hoeveelheid AEEA en de onderdelen, materialen en stoffen ervan wanneer deze de verwerkingsinrichting binnenkomen (input) en verlaten (output), en/of wanneer zij de inrichting voor nuttige toepassing of recycling binnenkomen (input). De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 14, lid 2, nadere bepalingen vast, waaronder materiaalspecificaties, voor de controle op het bereiken van de in lid 2 genoemde streefcijfers. Zij legt deze maatregel uiterlijk op 13 augustus 2004 voor. 4. Uiterlijk op 31 december 2008 stellen het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, nieuwe streefcijfers voor nuttige toepassing en hergebruik/recycling vast, waaronder ook voor hergebruik van volledige apparaten, en voor de producten die onder categorie 8 van bijlage I A vallen. Daarbij wordt rekening gehouden met milieuvoordelen van de elektrische en elektronische apparatuur in gebruik, zoals een verhoogde hulpbronnenefficiëntie dankzij de ontwikkeling van materialen en technologie. Voorts wordt rekening gehouden met de technische ontwikkeling op het gebied van hergebruik, nuttige toepassing en recycling, producten en materialen, alsook met de door de lidstaten en de sector opgedane ervaring. 5. De lidstaten moedigen de ontwikkeling van nieuwe technieken voor nuttige toepassing, recycling en verwerking aan. ( 1 ) PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 2557/2001 van de Commissie (PB L 349 van 31.12.2001, blz. 1). ( 2 ) PB L 166 van 1.7.1999, blz. 6. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 2243/2001 van de Commissie (PB L 303 van 20.11.2001, blz. 11). ( 3 ) PB L 185 van 17.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) 2243/2001. ( 4 ) PB L 114 van 24.4.2001, blz. 1. Artikel 8 Financiering met betrekking tot AEEA van particuliere huishoudens 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005 de producenten ten minste voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van AEEA van particuliere huishoudens vanaf de afgifte bij krachtens artikel 5, lid 2, gecreëerde inzamelingsinrichtingen. 2. Wat producten betreft die na 13 augustus 2005 op de markt worden gebracht, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor de verwerking van het afval van zijn eigen producten. De producent kan voor de organisatie van die financiering kiezen tussen collectieve en individuele regelingen. De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten, wanneer zij een product op de markt brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de AEEA zal worden gefinancierd, en dat zij hun producten duidelijk overeenkomstig artikel 11, lid 2, markeren. De waarborg heeft betrekking op de financiering van de in lid 1 bedoelde handelingen voor dit product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van AEEA. Bij verkoop van nieuwe producten worden de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers niet afzonderlijk aangetoond. 3. De verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten voor het beheer van AEEA die is ontstaan uit apparatuur die vóór de in lid 1 bedoelde datum op de markt is gebracht („historische voorraad”) berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop de betrokken kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de betrokken apparatuur. De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten gedurende een overgangsperiode van acht jaar (tien jaar voor categorie 1 van bijlage I A) na de inwerkingtreding van deze richtlijn de mogelijkheid krijgen om bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering ten aanzien van de kopers aan te tonen. De aangegeven kosten liggen niet hoger dan de reële kosten. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat producenten die elektrische of elektronische apparatuur verkopen op afstand de voorwaarden van dit artikel ook in acht nemen voor apparatuur die wordt geleverd naar de lidstaat waar de koper van die apparatuur verblijft. Artikel 9 Financiering met betrekking tot AEEA van andere gebruikers dan particuliere huishoudens De lidstaten dragen er zorg voor dat uiterlijk op 13 augustus 2005 door de producenten is voorzien in de financiering van de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënisch verantwoorde verwijdering van de AEEA die afkomstig is van andere gebruikers dan particuliere huishoudens en van na 13 augustus 2005 op de markt gebrachte apparatuur. Voor AEEA die is ontstaan uit apparatuur die op de markt is gebracht vóór 13 augustus 2005 („historische voorraad”) worden de kosten door de producenten gedragen. De lidstaten kunnen als alternatief bepalen dat andere gebruikers dan particuliere huishoudens ook geheel of gedeeltelijk deze kosten dragen. Producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen onverminderd de bepalingen van deze richtlijn andere financieringsregelingen overeenkomen. Artikel 10 Informatie voor de gebruikers 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat gebruikers van elektrische en elektronische apparatuur in particuliere huishoudens de nodige informatie krijgen over: a) het voorschrift dat AEEA niet als ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd, maar gescheiden moet worden ingezameld, b) de voor hen beschikbare inleverings- en inzamelingssystemen, c) hun rol in de bevordering van hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van AEEA, d) de mogelijke gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid van de aanwezigheid van gevaarlijke bestanddelen in elektrische en elektronische apparatuur, e) de betekenis van het in bijlage IV weergegeven symbool. 2. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de consumenten bijdragen tot inzameling van AEEA alsook om hen ertoe aan te zetten het proces van hergebruik, verwerking en nuttige toepassing van AEEA te vergemakkelijken. 3. Teneinde de samen met ongesorteerd stedelijk afval verwijderde AEEA tot een minimum te beperken en de gescheiden inzameling ervan te vergemakkelijken, dragen de lidstaten er zorg voor dat de producenten elektrische en elektronische apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht, duidelijk voorzien van het in bijlage IV weergegeven symbool. Bij wijze van uitzondering, wanneer dit wegens de afmetingen of de functie van het product nodig is, wordt het symbool afgedrukt op de verpakking, de gebruiksaanwijzing en het garantiebewijs van de elektrische en elektronische apparatuur. 4. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde informatie ten dele of in haar geheel wordt verstrekt door de producenten en/of de distributeurs, bijvoorbeeld in de gebruiksaanwijzing of op het verkooppunt. L 37/30 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 Artikel 11 Informatie voor de verwerkingsinstallaties 1. Om het hergebruik en de correcte en milieuhygienisch verantwoorde verwijdering van AEEA, — inbegrepen onderhoud, hergebruik, verbetering en ombouw —, te vergemakkelijken, treffen de lidstaten de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de producenten voor elk op de markt gebracht nieuw type elektrische en elektronische apparatuur informatie verstrekken voor hergebruik en verwerking, en wel binnen het jaar nadat zij die op de markt hebben gebracht. Voorzover de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclingsinrichtingen zulks nodig hebben om aan deze richtlijn te kunnen voldoen, bevat de informatie aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsook over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en preparaten bevinden. De informatie wordt door de producenten van AEEA aan de hergebruikcentra en de verwerkings- en recyclingsinrichtingen verstrekt in de vorm van handboeken of via elektronische media (bv. CD-ROM, on-linediensten). 2. De lidstaten dragen er zorg voor dat elke producent van een elektrisch of elektronisch apparaat dat na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht, door een aanduiding op het apparaat duidelijk kan worden geïdentificeerd. Met het oog op een onbetwistbare vaststelling van het tijdstip van het op de markt brengen, wordt het apparaat voorzien van de expliciete vermelding dat het na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. De Commissie zal de opstelling van Europese normen hiervoor bevorderen. Artikel 12 Informatie en rapportage 1. De lidstaten stellen een register van producenten op en verzamelen gegevens, op een jaarlijkse basis, waaronder degelijke ramingen, over de hoeveelheden en categorieën elektrische en elektronische apparatuur die in de lidstaten op de markt werden gebracht, langs de onderscheidene wegen werden ingezameld, hergebruikt, gerecycleerd en nuttig gebruikt, alsmede over de hoeveelheden ingezamelde AEEA die werden uitgevoerd, naar gewicht of, desnoods, in aantallen. De lidstaten dragen er zorg voor dat de producenten die elektrische en elektronische apparatuur leveren door middel van verkoop op afstand, informatie verstrekken over de naleving van de vereisten van artikel 8, lid 4, en over de hoeveelheden en categorieën elektrische en elektronische apparatuur die op de markt zijn gebracht in de lidstaat waar de koper van die apparatuur verblijft. De lidstaten dragen er zorg voor dat de vereiste gegevens op een tweejaarlijkse basis aan de Commissie worden meegedeeld, telkens binnen 18 maanden na het einde van de betrokken periode. De eerste mededeling heeft betrekking op de periode 2005-2006. De vorm waarin deze gegevens dienen te worden verstrekt, wordt binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn volgens de procedure van artikel 14, lid 2, vastgesteld, met het doel een gegevensbank over AEEA en de verwerking ervan in te richten. De lidstaten voorzien in een passende informatie-uitwisseling om aan dit lid te voldoen, in het bijzonder voor de in artikel 6, lid 5, bedoelde verwerkingshandelingen. 2. Onverminderd lid 1 zenden de lidstaten de Commissie om de drie jaar een verslag toe over de uitvoering van deze richtlijn. Dit verslag wordt geredigeerd aan de hand van een vragenlijst of een schema, opgesteld door de Commissie volgens de procedure van artikel 6 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en implementering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied (1 ). De vragenlijst of het schema wordt zes maanden vóór de aanvang van de verslagperiode aan de lidstaten toegezonden. Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft aan de Commissie voorgelegd. Het eerste driejaarlijkse verslag bestrijkt de periode 2004-2006. De Commissie publiceert uiterlijk negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten een verslag over de uitvoering van deze richtlijn. Artikel 13 Aanpassing aan de vooruitgang van wetenschap en techniek Wijzigingen die nodig zijn om artikel 7, lid 3, alsmede bijlage I B (in het bijzonder met het oog op de mogelijke toevoeging van armaturen in huishoudens, gloeilampen en fotovoltaïsche producten, d.w.z. zonnepanelen), bijlage II (in het bijzonder gelet op nieuwe technische ontwikkelingen voor de verwerking van AEEA) en de bijlagen III en IV aan de vooruitgang van wetenschap en techniek aan te passen, worden volgens de procedure van artikel 14, lid 2, vastgesteld. Voordat de bijlagen worden gewijzigd, raadpleegt de Commissie onder andere de producenten van elektrische en elektronische apparatuur, de recycleerders, de verwerkers alsmede de milieuorganisaties, werknemers- en consumentenverenigingen. Artikel 14 Comité 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG ingestelde comité. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. ( 1 ) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48. Artikel 15 Sancties De lidstaten stellen sancties vast voor inbreuken op de nationale bepalingen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De aldus vastgestelde sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn. Artikel 16 Inspecties en controles De lidstaten dragen er zorg voor dat er inspecties en controles voorhanden zijn om het bepaalde in deze richtlijn te handhaven. Artikel 17 Omzetting 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 13 augustus 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. 3. Mits het met deze richtlijn beoogde resultaat wordt bereikt, kunnen de lidstaten de bepalingen van artikel 6, lid 6, artikel 10, lid 1, en artikel 11, omzetten door middel van overeenkomsten tussen de bevoegde instanties en de betrokken bedrijfssectoren. Die overeenkomsten voldoen aan de volgende voorschriften: a) de overeenkomsten zijn afdwingbaar; b) de overeenkomsten bevatten doelstellingen en termijnen om die te bereiken; c) de overeenkomsten worden bekendgemaakt in het staatsblad of een voor het publiek even toegankelijk officieel stuk, en worden aan de Commissie toegezonden; d) de met een overeenkomst bereikte resultaten worden onder de in die overeenkomst opgenomen voorwaarden geregeld gecontroleerd, aan de bevoegde instanties en de Commissie gemeld en ter beschikking van het publiek gesteld; e) de bevoegde instanties dragen er zorg voor dat nagegaan wordt in hoeverre met de overeenkomsten vooruitgang geboekt wordt; f) ingeval een overeenkomst niet wordt nagekomen, moeten de lidstaten de betrokken bepalingen van deze richtlijn door middel van wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen uitvoeren. 4. a) Griekenland en Ierland, die vanwege hun — ontoereikende recyclinginfrastructuur, — geografische omstandigheden (zoals een groot aantal kleine eilanden, of plattelands- en berggebieden), — geringe bevolkingsdichtheid, en — gering gebruik van elektrische en elektronische apparatuur, noch het inzamelingsstreefcijfer, vermeld in artikel 5, lid 5, eerste alinea, noch de streefcijfers voor nuttige toepassing, vermeld in artikel 7, lid 2, kunnen bereiken, en die daarom krachtens artikel 5, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (1 ) een verzoek tot verlenging van de in dat artikel genoemde termijn kunnen indienen, kunnen de in artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 2, van onderhavige richtlijn genoemde termijn verlengen met maximaal 24 maanden. Die lidstaten brengen de Commissie uiterlijk bij de omzetting van deze richtlijn van hun beslissing op de hoogte. b) De Commissie stelt de andere lidstaten en het Europees Parlement van die beslissingen in kennis. 5. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de met de toepassing van de richtlijn opgedane ervaring, met name betreffende de gescheiden inzameling, de verwerking, de nuttige toepassingen en de financieringssystemen. Voorts zal het verslag gebaseerd zijn op de ontwikkelingen in de technologie, de opgedane ervaring, de milieueisen en de werking van de interne markt. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen om de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn te wijzigen. Artikel 18 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 19 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, 27 januari 2003. Voor het Europees Parlement De voorzitter P. COX Voor de Raad De voorzitter G. DRYS L 37/32 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 ( 1 ) PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1. BIJLAGE I A Categorieën elektrische en elektronische apparatuur waarop deze richtlijn van toepassing is 1. Grote huishoudelijke apparaten 2. Kleine huishoudelijke apparaten 3. IT- en telecommunicatieapparatuur 4. Consumentenapparatuur 5. Verlichtingsapparatuur 6. Elektrisch en elektronisch gereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties) 7. Speelgoed, apparatuur voor sport en ontspanning 8. Medische hulpmiddelen (met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten) 9. Meet- en controle-instrumenten 10. Automaten BIJLAGE I B Lijst van producten die onder de toepassing van deze richtlijn en onder de categorieën van bijlage I A vallen 1. G rote hui shoudelijke ap pa rate n Grote koelapparaten Koelkasten Diepvriezers Andere grote apparaten voor koeling, bewaring en opslag van voedsel Wasmachines Wasdrogers Vaatwasmachines Kooktoestellen Elektrische fornuizen Elektrische kookplaten Magnetrons Andere grote apparaten voor de bereiding en andere behandelingen van voedsel Elektrische verwarmingsapparatuur Elektrische radiatoren Andere grote toestellen voor de verwarming van kamers, bedden en zitmeubelen Elektrische ventilatoren Airconditioners Andere ventilatie-, afzuig- en airconditioningapparatuur 2. Kleine hui shoudelijke appa rate n Stofzuigers Rolvegers Andere schoonmaakapparaten Apparaten voor het naaien, breien en weven en andere textielbewerkingen Strijkijzers en andere apparaten voor het strijken en mangelen en andere verzorging van kleding Broodroosters Frituurpannen Koffiemolens, koffiezetmachines en apparatuur voor het openen of luchtdicht sluiten van recipiënten of verpakkingen Elektrische messen Tondeuses, haardrogers, elektrische tandenborstels, scheerapparaten, massage- en andere lichaamsverzorgingsapparaten Klokken, andere uurwerken en apparatuur voor het meten, aangeven of registreren van tijd Weegschalen 3. IT – e n tele communi cati eappa ratu u r Gecentraliseerde gegevensverwerking: Mainframes Minicomputers Afdrukeenheden Persoonlijk computergebruik: Personal computers (inclusief processor, muis, scherm en toetsenbord) Schootcomputers (inclusief processor, muis, scherm en toetsenbord) L 37/34 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 Notebookcomputers Notepadcomputers Printers Kopieerapparaten Elektrische en elektronische typemachines Zak- en bureaurekenmachines en andere producten en apparatuur voor het elektronisch verzamelen, opslaan, verwerken, presenteren of communiceren van informatie Gebruikerseindstations en -systemen Faxapparaten Telexapparaten Telefoons Munt- en kaarttelefoons Draadloze telefoons Cellulaire telefoons Antwoordapparaten en andere producten of apparatuur voor het overbrengen met telecommunicatie van geluid, beelden of andere informatie 4. Con sume nte na ppa ratuu r Radiotoestellen Televisietoestellen Videocamera’s Videorecorders Hifi-recorders Geluidsversterkers Muziekinstrumenten en andere producten of apparatuur voor het opnemen of weergeven van geluid of beelden, waaronder signalen of andere technieken voor de verspreiding van beeld en geluid dan telecommunicatie 5. Ve rlichti ng sappa ratuu r Armaturen voor fluorescentielampen, uitgezonderd armaturen in huishoudens Fluorescentielampen (TL-buizen) Compacte fluorescentielampen Hogedrukgasontladingslampen, met inbegrip van hogedruknatriumlampen en metaalhalogenidelampen Lagedruknatriumlampen Andere verlichting of apparatuur voor het verspreiden of regelen van licht, uitgezonderd gloeilampen 6. Elekt ri sc h en elekt r oni sc h g e r e ed schap ( uitgezonde rd g r ote, niet -ve r plaat sba r e i ndu st ri ële installaties) Boren Zagen Naaimachines Apparatuur voor het draaien, frezen, schuren, slijpen, zagen, snijden, afsnijden, boren, maken van gaten, ponsen, vouwen, buigen of dergelijke bewerkingen van hout, metaal en ander materiaal Gereedschap voor het klinken, spijkeren of schroeven, of het verwijderen van klinknagels, spijkers en schroeven, of dergelijk gebruik Gereedschap voor het lassen, solderen of dergelijk gebruik Apparatuur voor het verstuiven, verspreiden, dispergeren of op andere wijze behandelen van vloeistoffen of gassen Gereedschap voor het maaien en andere tuinbezigheden 7. Spe elg oed, ont spanni ng s – en spo rtappa ratu u r Elektrische treinen en autoracebanen Handheld consoles voor videospellen Videospellen Fiets-, duik-, loop-, roeicomputers en dergelijke Sportapparatuur met elektrische of elektronische onderdelen Speelautomaten 8. M edi sc he hulpmiddele n (met uitzonde ring van alle g eïmplante e rde en geï nfe ctee rde p roducte n) Radiotherapeutische apparatuur Cardiologische apparatuur Dialyseapparatuur Beademingstoestellen Apparatuur voor nucleaire geneeskunde Laboratoriumapparatuur voor in-vitrodiagnostiek Analyseapparatuur Diepvriezers Apparatuur voor vruchtbaarheidstests Andere apparaten voor het opsporen, voorkomen, volgen, behandelen en verlichten van ziekten, verwondingen of handicaps 9. M eet – en c ont role -i n st rume nte n Rookmelders Verwarmingsregelaars Thermostaten Meet-, weeg- en afstelapparaten voor huishouden of laboratorium Andere meet- en regelapparatuur, voor industriële installaties (bv. in regelpanelen) 10. A utomate n Automaten voor warme dranken Automaten voor warme/koude flesjes/blikjes Automaten voor vaste voedingsproducten Geldautomaten Alle automaten voor alle soorten producten L 37/36 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 BIJLAGE II Selectieve behandeling van materialen en onderdelen van AEEA overeenkomstig artikel 6, lid 1 1. Uit gescheiden ingezamelde AEEA moeten ten minste de volgende stoffen, preparaten en onderdelen worden verwijderd: — polychloorbifenyl (PCB)-houdende condensatoren overeenkomstig Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB’s/PCT’s) (1 ) — kwikhoudende onderdelen zoals schakelaars en lampen voor achtergrondverlichting — batterijen — printplaten van mobiele telefoons in het algemeen en van andere apparaten indien de oppervlakte van de printplaat meer dan 10 cm2 bedraagt — tonercassettes met vloeibare of pasteuze toner, en kleurentoner — kunststoffen die gebromeerde brandvertragers bevatten — asbestafval en onderdelen die asbest bevatten — beeldbuizen — chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK’s en HCFK’s of fluorkoolwaterstoffen HFK’s), koolwaterstoffen (HC’s) — gasontladingslampen — LCD-schermen (in voorkomend geval met toebehoren) met een oppervlak van meer dan 100 cm2 en schermen met achtergrondverlichting met behulp van gasontladingslampen — uitwendige elektrische kabels — onderdelen die vuurvaste keramische vezels bevatten zoals beschreven in Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (2 ) — onderdelen die radioactieve stoffen bevatten, met uitzondering van onderdelen beneden de vrijstellingsdrempels, die vastgesteld zijn in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (3 ) — elektrolytische condensatoren die tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevatten (hoogte > 25 mm, diameter > 25 mm, of met een naar verhouding vergelijkbaar volume). Deze stoffen, preparaten en onderdelen dienen te worden verwijderd of nuttig te worden toegepast in overeenstemming met artikel 4 van Richtlijn 75/442/EEG. 2. De volgende onderdelen van gescheiden ingezamelde AEEA moeten als volgt worden behandeld: — beeldbuizen: de fluorescerende laag moet worden verwijderd — apparatuur die gassen bevat welke de ozonlaag aantasten of een aardopwarmingspotentieel hebben van meer dan 15 GWP, zoals in isolatieschuim en koelcircuits: deze gassen moeten adequaat worden verwijderd en behandeld. Gassen die de ozonlaag aantasten worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (4 ) — gasontladingslampen: het kwik moet worden verwijderd. 3. De punten 1 en 2 worden, rekening houdend met milieuoverwegingen en de wenselijkheid van hergebruik en recycling, zodanig toegepast dat het op milieuverantwoorde wijze hergebruiken en recycleren van onderdelen van complete apparaten niet bemoeilijkt wordt. 4. De Commissie beoordeelt volgens de procedure van artikel 14, lid 2, met voorrang of de formuleringen van de punten betreffende — printplaten van mobiele telefoons, en — LCD-schermen gewijzigd moeten worden. ( 1 ) PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31. ( 2 ) PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19. ( 3 ) PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1. ( 4 ) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2039/2000 (PB L 244 van 29.9.2000, blz. 26). BIJLAGE III Technische voorschriften overeenkomstig artikel 6, lid 3 1. Locaties voor de opslag (ook tijdelijke opslag) van AEEA vóór verwerking (onverminderd de voorschriften van Richtlijn 1999/31/EG): — ondoorlatende ondergrond van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders — weerbestendige afdekking van geschikte terreinen. 2. Locaties voor de verwerking van AEEA: — weegapparatuur om het gewicht van het verwerkte afval te bepalen — ondoorlatende ondergrond en waterdichte afdekking van geschikte terreinen met opvangvoorzieningen voor lekolie en indien nodig bezinktanks en olie- en vuilafscheiders — geschikte opslag voor gedemonteerde reserveonderdelen — geschikte containers voor de opslag van batterijen, PCB/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval, zoals radioactief afval — installaties voor de behandeling van water, overeenkomstig de gezondheids- en milieuvoorschriften. L 37/38 Publicatieblad van de Europese Unie NL 13.2.2003 BIJLAGE IV Symbool als merkteken voor elektrische en elektronische apparatuur Het symbool voor gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur bestaat uit een doorgekruiste verrijdbare afvalbak zoals hieronder afgebeeld. Het symbool moet zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar worden aangebracht.