Uw zoekopdracht komt in het volgende document voor:
regeling_beheer_bea_apparatuur.pdf
Klik hier om het bestand te downloaden
Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 19 juli 2004, nr. SAS/2004072357, Directoraat-Generaal Milieubeheer/Directie Stoffen, Afvalstoffen, Straling/Afdeling Niet Gevaarlijke Afvalstoffen, houdende regels met betrekking tot afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur) De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Gelet op richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2003, L 37), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2003/108/EG van 8 december 2003 (PbEU L 345), de artikelen 8.45, 10.16, eerste lid, 10.17, eerste lid, 10.19, 10.61, 21.6, zesde lid, en 21.8 van de Wet milieubeheer alsmede artikel 4, eerste lid, van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur; Besluit: § 1. Begripsbepalingen en reikwijdte Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: richtlijn nr. 2002/96: richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2003, L 37); elektrische en elektronische apparatuur: apparaten die elektrische stromen of elektromagnetische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die: 1°. onder een van de in bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 genoemde categorieën vallen, en 2°. bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom; afgedankte elektrische en elektronische apparatuur: elektrische of elektronische apparaten die afvalstoffen zijn, daaronder begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt; preventie: maatregelen ter vermindering van de hoeveelheid en de milieu1. a. b. c. d. schadelijkheid van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en de daarin aanwezige materialen en stoffen; hergebruiken als product: opnieuw gebruiken van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur of onderdelen daarvan voor hetzelfde doel als waarvoor zij oorspronkelijk zijn ontworpen, daaronder begrepen verder gebruik van de apparatuur of de onderdelen daarvan die bij inzamelpunten, distributeurs, recyclingbedrijven of fabrikanten worden ingeleverd; terugwinning van energie: gebruik van brandbare afvalstoffen om energie op te wekken door directe verbranding met of zonder andere afvalstoffen, en met terugwinning van de als gevolg daarvan opgewekte warmte; hergebruiken als materiaal: na een beof verwerking opnieuw gebruiken van materialen voor het oorspronkelijke doel of voor andere doeleinden, daaronder niet begrepen terugwinning van energie; verwerking: activiteiten na de afgifte van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur aan een inrichting voor het verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen, demontage, shredderen, nuttige toepassing of voorbereiding voor verwijdering, en andere handelingen voor de nuttige toepassing of verwijdering van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur; financieringsovereenkomst: een lening- lease-, huur- of afbetalingsovereenkomst of een regeling met betrekking tot enige apparatuur, ongeacht of volgens die overeenkomst of regeling, dan wel volgens een bijkomende overeenkomst of regeling, eigendomsoverdracht van het apparaat zal of kan plaatsvinden; de producent: degene die, ongeacht de verkooptechniek: onder zijn eigen merk elektrische en elektronische apparatuur vervaardigt en verkoopt, onder zijn eigen merk elektrische en elektronische apparatuur wederverkoopt die door andere leveranciers is vervaardigd of ingevoerd en verkocht, met uitzondering van de wederverkoop van apparatuur wanneer het merk van degene, bedoeld onder 1°, op het apparaat zichtbaar is, of in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf elektrische en elektronische apparatuur invoert in, respectievelijk uitvoert uit Nederland; met uitzondering van degene die uitsluitend voorziet in financiering op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst; e. f. g. h. i. j. 1°. 2°. 3°. distributeur: degene die op commerciële basis elektrische en elektronische apparatuur levert aan degene die deze apparatuur zal gebruiken; afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens: afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die afkomstig is: van particuliere huishoudens, van commerciële, industriële, institutionele of andere bronnen en die naar aard en hoeveelheid met die van particuliere huishoudens vergelijkbaar is; gevaarlijke stoffen of preparaten: stoffen of preparaten die overeenkomstig bijlage 1 bij richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), als gevaarlijke stoffen of preparaten zijn aangemerkt. Onder de in bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 genoemde categorieën elektrische en elektronische apparatuur vallen in ieder geval de producten, bedoeld in bijlage IB bij die richtlijn. Artikel 2 Deze regeling is niet van toepassing op: elektrische en elektronische apparatuur die deel is van andere apparatuur welke geen elektrische en elektronische apparatuur in de zin van deze regeling is; elektrische en elektronische apparatuur die verband houdt met de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van Nederland of een van de andere lidstaten van de Europese Unie, alsmede wapens, munitie en oorlogsmateriaal daaronder niet begrepen apparatuur die niet voor specifiek militaire doeleinden is bestemd. § 2. Inname Artikel 3 In de afvalstoffenverordening wordt bepaald dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor het gescheiden inzamelen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, aanhef en onder 1°. De gemeenteraad en burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat er op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden voor de houders en distributeurs om afgedankte elektrik. l. 1°. 2°. m. 2. a. b. 1. 2. VROM 1 sche en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens ten minste om niet achter te laten. Aan het bepaalde in het eerste lid wordt uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling voldaan. Artikel 4 De distributeur neemt bij het ter beschikking stellen van een nieuw product een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product, zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden, ten minste om niet in. Artikel 5 De inname, bedoeld in de artikelen 3 en 4, kan worden geweigerd indien de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur bij gebruik is verontreinigd en daardoor een risico voor de gezondheid of veiligheid oplevert voor degene die inneemt. Artikel 6 Onverminderd de artikelen 3 en 4, kunnen producenten innamesystemen voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens invoeren en exploiteren op voorwaarde dat deze systemen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van richtlijn nr. 2002/96. Artikel 7 De producent draagt er zorg voor dat afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur, niet zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, gescheiden wordt ingezameld. § 3. Verwerking Artikel 8 De producent draagt er zorg voor dat de door de gemeente en distributeur ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens die door hem is geproduceerd vanaf de in artikel 3, tweede lid, bedoelde plaats en vanaf de distributeur wordt opgehaald, vervoerd en verwerkt. De producent draagt er zorg voor dat afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur, niet zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, wordt vervoerd en verwerkt. De verwerking van de ingenomen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur geschiedt met gebruik van de beste beschikbare technieken. Artikel 9 Het bevoegd gezag verbindt zodanige voorschriften aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische 3. 1. 2. 3. 1. en elektronische apparatuur verwerken, dat met ingang van 13 augustus 2005 ten minste de selectieve behandeling van materialen en onderdelen, bedoeld in bijlage II bij richtlijn nr. 2002/96, wordt gerealiseerd en waarbij de verwerking ten minste omvat het verwijderen van alle vloeistoffen. Het bevoegd gezag verbindt zodanige voorschriften aan vergunningen van inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, dat de technische voorschriften van bijlage III bij richtlijn nr. 2002/96 met ingang van 13 augustus 2005 worden gerealiseerd. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een inrichting als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en de inrichting van de in artikel 4 genoemde distributeur voorzover het ingenomen afgedankte elektrische of elektronische apparatuur betreft die tijdelijk wordt opgeslagen voorafgaand aan het vervoer naar een inrichting voor verdere verwerking. Het bevoegd gezag verbindt uiterlijk negen maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling de voorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan alle vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor inrichtingen die afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken, die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling golden. § 4. Nuttige toepassing Artikel 10 De producent draagt er zorg voor dat bij verwerking van de afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur, bedoeld in artikel 8, gedurende een kalenderjaar: voorzover het apparatuur van de categorieën 1 en 10 van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 betreft: ten minste 80 gewichtsprocent nuttig wordt toegepast, en ten minste 75 gewichtsprocent als product of materiaal (van onderdelen, materialen en stoffen) wordt hergebruikt; voorzover het apparatuur van de categorieën 3 en 4 van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 betreft: ten minste 75 gewichtsprocent nuttig wordt toegepast, en ten minste 65 gewichtsprocent als product of materiaal (van onderdelen, materialen en stoffen) wordt hergebruikt; voorzover het apparatuur van de categorieën 2, 5, 6, 7 en 9 van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 betreft: ten minste 70 gewichtsprocent nuttig wordt toegepast en ten minste 50 gewichtsprocent als product of materiaal (van onderdelen, materialen en stoffen) wordt hergebruikt; voorzover het gasontladingslampen betreft ten minste 80 gewichtsprocent als 2. 3. 4. 1. a. – – b. – – c. – – d. product of materiaal (van onderdelen, materialen en stoffen) wordt hergebruikt. Voor de berekening van de in het eerste lid genoemde percentages, wordt het hergebruiken als product voorzover dit volledige apparaten betreft, niet meegeteld. Voor de berekening van de in het eerste lid genoemde percentages, wordt afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die wordt uitgevoerd naar landen buiten de Europese Gemeenschap niet meegeteld, met uitzondering van apparatuur waarvan degene die uitvoert kan aantonen dat de nuttige toepassing, het hergebruik als product of materiaal heeft plaatsgevonden in omstandigheden die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften, bedoeld in artikel 9. § 5. Financiering Artikel 11 De producent draagt zorg voor de financiering van het beheer van afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, voorzover het apparatuur betreft die na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. De producent die op de markt aanwezig is op het moment waarop de kosten ontstaan van het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens welke apparatuur voor 13 augustus 2005 op de markt zijn gebracht, draagt zorg voor de financiering van het beheer van die afgedankte apparatuur naar evenredigheid van zijn marktaandeel op het moment waarop de kosten van het afvalbeheer ontstaan. De in het eerste en tweede lid genoemde zorg voor financiering begint bij de afgifte op de in artikel 3 bedoelde plaats alsmede bij de in artikel 4 genoemde distributeur. Bij het op de markt brengen van elektrische en elektronische apparatuur als bedoeld in het eerste lid stelt de producent een waarborg waaruit blijkt dat het beheer van die apparatuur, wanneer die wordt afgedankt, zal worden gefinancierd overeenkomstig het eerste lid. De in het vierde lid bedoelde waarborg kan de vorm hebben van een recycleverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. De kosten van het afvalbeheer, bedoeld in het eerste lid, worden bij de verkoop van nieuwe producten niet afzonderlijk getoond aan de kopers. De kosten van het afvalbeheer, bedoeld in het tweede lid, kunnen bij de verkoop van nieuwe producten afzonderlijk worden getoond aan de kopers, voorzover de getoonde kosten de reële kosten niet overstijgen. 2. 3. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Het zevende lid geldt voor de elektrische en elektronische apparatuur, genoemd in bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96, onder categorie 1, tot 13 februari 2013 en voor de elektrische en elektronische apparatuur, genoemd onder categorieën 2 tot en met 10 van die bijlage, tot 13 februari 2011. Artikel 12 De producent draagt zorg voor de financiering van het beheer van afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur, niet zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, voorzover het apparatuur betreft die na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. De ontdoener financiert het beheer van door hem afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, niet zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens, voorzover het apparatuur betreft die voor 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. In afwijking van het eerste en tweede lid, kunnen producenten en ontdoeners andere financieringsregelingen overeenkomen. § 6. Informatieverplichtingen Artikel 13 De producent voorziet de door hem geproduceerde elektrische en elektronische apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij richtlijn nr. 96/2002, een aanduiding waardoor de producent duidelijk is te identificeren, en een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. Het in het eerste lid, onder a, genoemde symbool wordt duidelijk zichtbaar aangebracht. Indien, gelet op de afmetingen of functie van het product, het niet mogelijk is daarop het symbool, bedoeld in het eerste lid, onder a, aan te brengen, wordt dat symbool aangebracht op de verpakking, de gebruiksaanwijzing of het garantiebewijs van de elektrische en elektronische apparatuur. Artikel 14 De producent die een nieuw type elektrische en elektronische apparatuur op de markt brengt, verstrekt voor deze apparatuur informatie over het hergebruik als product of materiaal en de verdere verwerking, aan inrichtingen die deze apparatuur repareren, onderhouden of verwerken. De in het eerste lid genoemde informatie bevat tevens aanwijzingen over de verschillende onderdelen en materialen van de apparatuur, alsmede over de plaatsen in de apparatuur waar zich gevaarlijke stoffen en preparaten bevin8. 1. 2. 3. 1. a. b. c. 2. 1. 2. den indien de in het eerste lid genoemde inrichtingen deze informatie nodig hebben om aan deze regeling te kunnen voldoen. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt door de producent verstrekt in de vorm van handboeken of in de vorm van elektronische media en wordt verstrekt binnen het jaar nadat de apparatuur op de markt is gebracht. § 7. Verslaglegging en slotbepalingen Artikel 15 De producent maakt bij het indienen van een mededeling als bedoeld in artikel 4 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur gebruik van het in de bijlage bij deze regeling opgenomen formulier. Artikel 16 De producent informeert de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer binnen 6 maanden na afloop van ieder kalenderjaar over de resultaten van de uitvoering van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 alsmede over de hoeveelheid op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur in het desbetreffende jaar. Artikel 17 Een wijziging van een van de bijlagen bij richtlijn nr. 2002/96 gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld. Artikel 18 De artikelen van deze regeling, met uitzondering van artikel 14, zijn eerst met ingang van 13 augustus 2005 van toepassing op verlichtingsapparatuur als bedoeld in onderdeel 5 van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96. Artikel 19 In artikel 6 van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren VROMregelgeving wordt de zinsnede “artikel 3, eerste lid, van het Besluit verwijdering wit- en bruingoed” vervangen door: artikel 3 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur. Artikel 20 In artikel 2, eerste lid, van de Regeling nadere regels kca-logo vervalt onderdeel b, en worden de onderdelen c en d geletterd b en c. Artikel 21 Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 augustus 2004, met uitzondering van: artikel 10 dat met ingang van 1 januari 2005 in werking treedt, 3. a. artikel 16 dat met ingang van 1 januari 2006 in werking treedt, artikel 20 dat met ingang van 13 augustus 2005 in werking treedt. Artikel 22 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 19 juli 2004. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel. Bijlage behorende bij artikel 15 FORMULIER MEDEDELING De in het formulier gestelde vragen moeten zo volledig mogelijk beantwoord worden. Indien u bij de uitvoering van uw verplichtingen gebruik maakt van diensten van derden, noemt u dan ook altijd de namen van de vervoerders, verwerkers of anderen die door u zijn gecontracteerd. Eventuele bijlagen kunnen ook bijgevoegd worden ter ondersteuning van uw ingevulde mededeling. Een mededeling kan ook door producenten gezamenlijk worden uitgevoerd waarbij het tevens mogelijk is dat een collectieve uitvoeringsorganisatie namens de aangesloten deelnemers een mededeling indient. Het formulier kan verzonden worden naar ministerie VROM, Bureau Afhandeling Mededelingen, Postbus 441, 3440 AK Woerden (telefoon 0348 487560). U kunt het formulier ook digitaal opvragen zodat de mededeling digitaal kan worden uitgevoerd. De ingevulde mededeling zal worden beoordeeld, overeenkomstig artikel 4 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur. Op deze procedure is titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. A. Gegevens bedrijf Naam …………………………………………………….. Bezoekadres …………………………………………………….. Postadres …………………………………………………….. Telefoonnummer …………………………………………………….. Faxnummer …………………………………………………….. E-mailadres: …………………………………………………….. Nummer KvK …………………………………………………….. Contactpersoon …………………………………………………….. Telefoonnummer …………………………………………………….. Naam ondertekenaar …………………………………………………….. b. c. Functie ondertekenaar …………………………………………………….. Datum ondertekening …………………………………………………….. Handtekening …………………………………………………… B. Algemene vragen Voor een juiste beoordeling van uw mededeling, is het noodzakelijk dat u een aantal algemene gegevens verstrekt over de elektrische en elektronische apparatuur die u produceert of importeert alsmede over de verkoopstructuur. Productcategorieën waarvan u producent bent …………………………………………………….. …………………………………………………….. Wie zijn de uiteindelijke gebruikers van uw producten, zijn dit particuliere huishoudens of bedrijven of beide? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Worden uw producten rechtstreeks aan de eindgebruiker afgeleverd of wordt gebruik gemaakt van detailhandel? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Gaat u op individuele wijze of collectieve wijze uitvoering geven aan de verplichtingen van de regelgeving? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Indien u bij een collectief bent aangesloten dat (een deel van) de verplichtingen namens u uitvoert, meldt u dan de naam en adresgegevens van dat collectief. C. Specifieke vragen In het gedeelte hieronder dient u aan te geven op welke wijze uitvoering gegeven zal worden aan de in de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur (verder: Rea) gestelde verplichtingen. Indien bepaalde vragen niet op u van toepassing zijn, kunt u dat aangeven bij de desbetreffende vraag. Artikel 6 Rea: Gaat u zelf een innamesysteem opzetten voor afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens? Zo ja, dan dient u aan te geven op welke wijze u dit systeem gaat invoeren en exploiteren. Tevens dient u aan te geven op welke wijze u zorg draagt dat dit systeem in overeenstemming is met de doelstellingen van richtlijn nr. 2002/96. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 7 Rea: Op welke wijze geeft u uitvoering aan de verplichting dat de producent zorg draagt voor gescheiden inzameling van afgedankte, door u geproduceerde apparatuur, niet zijnde afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 8, eerste lid Rea: Op welke wijze geeft u uitvoering aan de verplichting dat door de gemeente en distributeur ingenomen afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens vanaf de in artikel 3, tweede lid, bedoelde plaats en vanaf de distributeur worden opgehaald, vervoerd en verwerkt. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 8, tweede lid Rea: Op welke wijze geeft u uitvoering aan de verplichting dat afgedankte apparatuur, niet zijnde apparatuur van particuliere huishoudens, wordt vervoerd en verwerkt. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 8, derde lid Rea: Op welke wijze garandeert u dat de verwerking van de ingenomen afgedankte apparatuur geschiedt met gebruik van de beste beschikbare technieken? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 11, eerste en derde lid Rea: Op welke wijze gaat u de financiering regelen van het afvalbeheer van apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 11, tweede, derde, zevende en achtste lid Rea: Op welke wijze gaat u de financiering regelen van het afvalbeheer van apparatuur die voor 13 augustus 2005 op de markt is gebracht? Betrek in uw antwoord uw marktaandeel. Maakt u gebruik van de mogelijkheid van het zevende lid om bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van het afvalbeheer afzonderlijk aan de kopers te tonen? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 11, vierde en vijfde lid Rea: Op welke wijze gaat u de verplichting om een waarborg te stellen, invullen? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 12, eerste lid en derde lid Rea: Op welke wijze geeft u uitvoering aan de verplichting dat de producent zorg draagt voor de financiering van het afvalbeheer van apparatuur, niet zijnde apparatuur van particuliere huishoudens, voorzover het apparatuur betreft die na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. Meld hierbij tevens of u gebruik maakt van de afwijkingsmogelijkheid die in het derde lid is genoemd. Indien u van deze mogelijkheid gebruik maakt vermeldt u tevens de overeengekomen financieringsregelingen. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 12, tweede en derde lid Rea: Op welke wijze geeft u uitvoering aan de verplichting dat de producent zorg draagt voor de financiering van het afvalbeheer van apparatuur, niet zijnde apparatuur van particuliere huishoudens, voorzover het apparatuur betreft die vóór 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. Meld hierbij tevens of u gebruik maakt van de afwijkingsmogelijkheid die in het derde lid is genoemd. Indien u van deze mogelijkheid gebruik maakt vermeldt u tevens de overeengekomen financieringsregelingen. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 14 Rea: Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de verplichtingen om informatie te verstrekken over een nieuw type apparatuur. …………………………………………………….. …………………………………………………….. Artikel 16 Rea: Op welke wijze gaat u de resultaten monitoren ten behoeve van de uitvoering van artikel 16? Hoe valideert u deze gegevens zodat ze een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid geven? …………………………………………………….. …………………………………………………….. Toelichting I. Algemeen 1. Inleiding In deze regeling wordt richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2003, L 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 2003/108/EG van 8 december 2003 (PbEU L 345), verder: richtlijn nr. 2002/96 geïmplementeerd. Richtlijn nr. 2002/96 voorziet in de invoering van producentenverantwoordelijkheid voor het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dit betekent dat de producenten (daaronder begrepen de importeurs) van deze apparatuur verantwoordelijk worden gesteld voor de inname en verwerking van de door hen op de markt gebrachte apparatuur als deze wordt afgedankt. Invoering van producentenverantwoordelijkheid betekent een wijziging in de verantwoordelijkheidsverdeling. Niet langer de overheid maar de producent is verantwoordelijk voor het afvalbeheer van de apparatuur die door hem op de markt is gebracht. Daardoor zullen de kosten van het afvalbeheer worden verdisconteerd in de verkoopprijs, wat recht doet aan het principe ‘de vervuiler betaalt’. Daarnaast is er de verwachting dat producenten bij ontwerp en productie meer rekening zullen houden met de milieuvriendelijke verwerking van het product als het wordt afgedankt omdat zij verantwoordelijk zijn voor het afvalbeheer (‘design for recycling’). Andere producten waarvoor producentenverantwoordelijkheid wettelijk is ingevoerd zijn: auto’s (implementatie van Europese richtlijn inzake autowrakken), verpakkingen (implementatie van Europese richtlijn), batterijen en autobanden. De nieuwe regelgeving inzake elektrische en elektronische apparatuur vervangt de nationale regelgeving waarin producentenverantwoordelijkheid voor het afvalbeheer van wit- en bruingoed was geregeld (Besluit beheer wit- en bruingoed). Nederland was met de invoering van het Besluit beheer wit- en bruingoed (in 1998) het eerste land in Europa dat producentenverantwoordelijkheid invoerde voor een breed scala van elektrische en elektronische apparatuur. De Nederlandse ervaring is gebruikt bij het opstellen van richtlijn nr. 2002/96. De rechtsbasis van de richtlijn is artikel 175, eerste lid, van het EGVerdrag. Om recht te doen aan de Europese harmonisatie op het gebied van elektrische en elektronische apparatuur is de implementatie van deze richtlijn zo strikt mogelijk uitgevoerd. Daarom zijn de definities en begrippen uit de Europese richtlijnen zo veel mogelijk overgenomen in deze regeling. De bijlagen bij richtlijn nr. 2002/96 zijn middels een dynamische verwijzing opgenomen in deze regeling zodat elke wijziging daarvan automatisch doorwerkt in deze regeling. Deze regeling hangt nauw samen met het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur. In dat besluit is het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur geregeld (ter implementatie van richtlijn nr. 2002/95) en is een handelsverbod opgenomen voor koel- en vriesapparatuur die CFK’s of HCFK’s bevat. Ook is een verplichting opgenomen voor producenten om de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) in een mededeling te informeren over de wijze waarop zij uitvoering zullen geven aan de verplichtingen die in onderhavige regeling zijn gesteld. De reden van het bij ministeriële regeling implementeren van de richtlijn is de verplichting, bedoeld in artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer. Daarin is bepaald dat de implementatie van voor Nederland bindende internationale voorschriften, niet in een algemene maatregel van bestuur, maar bij ministeriële regeling geschiedt. Omdat de mededelingsverplichting geen strikte implementatie betreft, is deze in het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur opgenomen. 2. Reikwijdte van deze regeling De regeling ziet op nagenoeg alle apparaten waar een stekker aan zit of die op batterijen kunnen werken. Het begrip ‘elektrische en elektronische apparatuur’ is in artikel 1 gedefinieerd. Naast de huishoudelijke apparaten valt ook de bedrijfsmatig gebruikte apparatuur onder deze regeling. Dit betekent dat zowel huishoudelijke apparaten zoals bijvoorbeeld koelkasten, koffiezetapparaten, televisietoestellen, thermostaten en elektrisch gereedschap als andere apparaten, zoals bijvoorbeeld kopieerapparaten, munt- en kaarttelefoons, geldautomaten, levensmiddelenautomaten en medische apparatuur onder de reikwijdte van deze regelgeving vallen. Ook is verlichtingsapparatuur (zoals armaturen, spaarlampen en TL-buizen) onder de reikwijdte van de regeling gebracht. Onder het begrip ‘producent’ wordt ook verstaan degene die de apparatuur niet zelf produceert maar deze wederverkoopt of importeert. De verkooptechniek is niet bepalend zodat ook de elektronisch verhandelde apparatuur onder deze regelgeving valt. Apparatuur die deel is van andere apparatuur die niet onder de reikwijdte van het besluit valt, is in artikel 2 uitgezonderd van de reikwijdte. Dit zijn bijvoorbeeld radio’s en navigatieapparatuur die in auto’s zijn geïnstalleerd. Dergelijke apparatuur valt onder de reikwijdte van het Besluit beheer autowrakken. Overigens vallen batterijen die los in apparaten zitten en de verwijderbaar (vervangbaar) zijn, niet onder de reikwijdte van deze regeling, maar onder het Besluit beheer batterijen. 3. Inhoud van deze regeling In deze regeling worden producenten verantwoordelijk gesteld voor het afvalbeheer van de door hen op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur als deze wordt afgedankt. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de gescheiden inname van apparatuur afkomstig van particuliere huishoudens. Zowel particulieren als detaillisten die van huishoudens afkomstige apparatuur bezitten, moeten deze apparatuur gratis kunnen inleveren bij de gemeente (artikel 3). Detaillisten zijn verplicht om bij de verkoop van een nieuw apparaat een soortgelijk apparaat van particuliere huishoudens dat hen wordt aangeboden gratis in te nemen (artikel 4). De producent is verantwoordelijk voor de inname van afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens vanaf de gemeente en detaillist (artikel 8, eerste lid). Voor apparatuur die wordt afgedankt door anderen dan particuliere huishoudens (dus bedrijven en instellingen) is de producent verantwoordelijk voorzover het apparatuur betreft die na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. De producent is verantwoordelijk voor het (organiseren van het) ophalen, het vervoer en de verwerking van deze apparatuur (artikel 8, tweede lid). Naast de organisatie van het afvalbeheer is de producent ook verantwoordelijk voor de financiering daarvan. Bij afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens loopt deze verantwoordelijkheid parallel met de organisatorische verantwoordelijkheid (artikel 11). Voor apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht en die wordt afgedankt door niet-particuliere huishoudens is de producent verantwoordelijk voor de financiering van het afvalbeheer (artikel 12, eerste lid). Het afvalbeheer van de historische voorraad die wordt afgedankt door niet-particuliere huishoudens wordt gefinancierd door de ontdoeners (artikel 12, tweede lid). De verwerking van de apparatuur is ook aan regels gebonden (artikel 8, derde lid, artikel 9 en artikel 10). Zo zijn er in artikel 10 doelstellingen voor nuttige toepassing en hergebruik opgenomen. De producent is verder verplicht om jaarlijks de resultaten van de uitvoering aan de Minister van VROM te melden (artikel 16). De regeling voorziet ook in etiketteringseisen van nieuwe producten om het afvalbeheer te optimaliseren. Elektrische en elektronische apparatuur worden voorzien van een bepaald symbool (‘kcalogo’) , een aanduiding waardoor de producent te identificeren is en een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. 4. Veranderingen ten opzichte van Besluit beheer wit- en bruingoed Deze regeling verschilt op een aantal punten van het Besluit beheer wit- en bruingoed, dat met de inwerkingtreding van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur wordt ingetrokken. Zo is de reikwijdte van deze regeling groter dan de reikwijdte van het Besluit beheer wit- en bruingoed. Dit betekent een uitbreiding van de apparaten die onder de regelgeving vallen met bijvoorbeeld: medische hulpmiddelen, verlichtingsapparatuur (zoals armaturen en TL-buizen) en automaten. Daarnaast voorziet de onderhavige regeling in een gratis inname van apparatuur van particuliere huishoudens door gemeenten en worden de producenten verantwoordelijk voor alle apparaten (dus ook voor de verweesde apparaten en de historische voorraad). Vanwege deze verschillen is er voor gekozen nieuwe regelgeving op te stellen in plaats van wijziging van het Besluit beheer wit- en bruingoed. 5. Uitvoerbaarheid en handhaving Deze regeling is gebaseerd op de Wet milieubeheer. De handhaving van deze regeling kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk plaatsvinden. Bij bestuursrechtelijke handhaving kan gebruik worden gemaakt van het instrumentarium van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer, zoals bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Krachtens de Wet op de economische delicten zijn overtredingen van deze regeling strafbaar. Op grond van die wet kunnen bijvoorbeeld geldboetes worden opgelegd. Toezicht op de naleving van deze regeling en de bestuursrechtelijke handhaving zijn verantwoordelijkheden van de Minister van VROM. De uitvoering daarvan geschiedt door de VROMInspectie. Bij de bestuursrechtelijke handhaving kan in het kader van het toezicht inzage worden gevraagd in boeken en andere bescheiden. De strafrechtelijke vervolging geschiedt door het Openbaar Ministerie, mogelijk op voorstel van de VROM-Inspectie. De handhaving zal gericht zijn op de wijze waarop bedrijven uitvoering geven aan de verplichtingen uit de regeling. De artikelen 3 tot en met 16 zullen direct bij de normadressanten (producenten, distributeurs of gemeenten) worden gehandhaafd. Voorbeelden van items voor handhaving van de verplichtingen voor producenten zijn: de uitvoering van de verplichtingen voor financiering; innameverplichting en verwerking; garantstelling, verslaglegging en de preventieverplichtingen. De oud voor nieuwverplichting voor detailhandel (artikel 4) is tevens een item dat gehandhaafd zal worden, evenals de verplichting van gemeenten om op de milieustraat afgedankte apparaten om niet (gratis) in te nemen (artikel 3, tweede lid). Producenten kunnen er voor kiezen op collectieve wijze uitvoering te geven aan de verplichtingen van deze regelgeving. Producenten die hun verplichtingen op collectieve wijze uitvoeren blijven zelf verantwoordelijk voor naleving van de verplichtingen. De collectieve uitvoeringsorganisaties zijn immers geen normadressanten op grond van deze regeling. 6. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven Aangezien deze regeling geen volledig nieuwe regelgeving is, worden bij de bepaling van de administratieve lasten de meerkosten bepaald ten opzichte van de huidige situatie. In deze berekening is ook de mededelingsplicht (die is geregeld in het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur) meegenomen, omdat deze verplichting onlosmakelijk verbonden is met onderhavige regeling. De resultaten zijn weergegeven in de tabellen 1 en 2. Hieronder volgt een korte toelichting. De regeling bevat de volgende informatieverplichtingen voor het bedrijfsleven, waarvan de administratieve lasten van het bedrijfsleven zijn bepaald: De mededelingsplicht (artikel 4 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur) De verplichting tot jaarlijks informeren over de resultaten van de uitvoering van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 alsmede de jaarlijks op de markt gebrachte apparatuur (artikel 16) De rapportage over de verwerking van (H-)CFK houdende koel- en vriesmiddelen (volgt uit bijlage II bij richtlijn nr. 2002/96) Het verschaffen van recyclinginformatie over de producten (artikel 14) Het aanbrengen van een afvalscheidingssymbool (artikel 13) Ongeveer 600 bedrijven vallen onder de reikwijdte van het Besluit beheer witen bruingoed. Geschat wordt dat zij ongeveer 27 miljoen producten per jaar op de markt brengen. Verwacht wordt dat er 1000 bedrijven onder de reikwijdte van de onderhavige regeling zullen vallen, die ongeveer 62 miljoen producten jaarlijks op de markt brengen. Momenteel zijn er 2 beheersystemen (van de Nederlandse vereniging Verwijdering Metalektro Producten (NVMP) en van Stichting ICT-milieu) en zijn er 11 collectieve mededelingen ingediend. Verwacht wordt, dat er ten gevolge van de 1. 2. 3. 4. 5. regeling 2 beheersystemen zullen blijven bestaan en in het uiterste geval 3 bij komen. Verwacht wordt, dat er minimaal 6 (totaal 17) collectieve mededelingen bij komen en maximaal 11 (totaal 22). Per mededeling is uitgegaan van 300 uur tegen een tarief van 50 euro per uur. Voor het aanmelden bij een collectief systeem is per bedrijf uitgegaan van 3 uur. De administratieve lasten voor het indienen van een jaarverslag zijn opgebouwd uit de administratiekosten voor een collectief systeem, de kosten van het bijhouden en doorgeven van de verkopen per bedrijf, de kosten van een accountantsverklaring per bedrijf en de kosten voor het opstellen van de jaarrapportage door het collectieve systeem. Deze lasten gaan per bedrijf iets omlaag, omdat de kosten van collectieve systemen over meer bedrijven worden verdeeld. Jaarlijks moet er gerapporteerd worden over de verwerking van (H-)CFK houdende koel- en vriesmiddelen. Momenteel vindt de verwerking plaats bij één bedrijf. De administratieve lasten van de informatievoorziening over de recycling van op de markt gebrachte producten zijn berekend met als vooronderstelling dat er gemiddeld per jaar 2 types nieuwe producten per bedrijf op de markt komen en dat het voorzien in informatie per type product € 1.000 kost. Tenslotte moeten alle op de markt gebrachte apparaten voorzien worden van een symbool (doorgekruiste afvalbak). De kosten voor het aanbrengen worden gemiddeld geschat op € 0,09, terwijl er 62 miljoen producten jaarlijks moeten worden gemarkeerd. De totale kosten voor het markeren met de afvalbak komt daarmee op € 5,6 mln. Tabel 1. Administratieve kosten per bedrijf Oude situatie Nieuw verwacht Nieuw maximaal Meerkosten verwacht Meerkosten maximaal Mededelingen 567 405 480 162– 87– Jaarverslag 6.000 5.250 5.775 750– 225– Jaarrapport. Cfk 83 50 50 33– 33– Recyclinginfo 2.000 2.000 2.000 2.000 Symbool afvalscheiding 5.616 5.616 5.616 5.616 Totaal 6.650 13.321 13.921 6.671 7.271 Tabel 2. Totale administratieve kosten Oud Nieuw verwacht Nieuw maximaal Meerkosten verwacht Meerkosten maximaal Mededelingen 68.000 81.000 96.000 13.000 28.000 Jaarverslag 3.600.000 5.250.000 5.775.000 1.650.000 2.175.000 Jaarrapport. Cfk 50.000 50.000 50.000 – – Recyclinginfo – 2.000.000 2.000.000 2.000.000 2.000.000 Symbool afvalscheiding – 5.616.000 5.616.000 5.616.000 5.616.000 Totaal 3.718.000 12.997.000 13.537.000 9.279.000 9.819.000 Op 11 december 2003 heeft het Adviescollege toetsing administratieve lasten advies uitgebracht over een eerder ontwerp van deze regelgeving (inclusief het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur). Dat ontwerp bevatte de verplichting voor producenten om voorlichting te geven over de inname- en verwerkingssystemen alsmede over de betekenis van het afvalscheidingssymbool. Het Adviescollege heeft geadviseerd om deze verplichting te schrappen en de voorlichting door de overheid te laten uitvoeren. Verder werd geadviseerd de lasten voor de jaarverslagen beperkt te houden. Beide adviezen om de administratieve lasten te beperken, zijn overgenomen. Met name het door de overheid uitvoeren van de verplichte voorlichting betekent een vermindering (€ 620.000 per jaar) in de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. 7. Inspraakreacties Ter uitvoering van artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer is de ontwerpregeling aan beide Kamers der StatenGeneraal gezonden. De vaste commissie voor VROM heeft daarop een aantal feitelijke vragen gesteld welke zijn beantwoord bij brief van 13 april 2004. De vragen en de antwoorden zijn als kamerstuk gepubliceerd (Kamerstukken II 2003/2004, 29200 XI, nr. 95). Verder zijn op 3 juni aanvullende vragen gesteld (kenmerk 49/VROM/2004) welke bij brief van 21 juni 2004 zijn beantwoord. De vragen en de antwoorden zijn als kamerstuk gepubliceerd (Kamerstukken II 2003/2004, 29200 XI, nr. 117). Daarnaast is een ontwerp van deze regeling voorgepubliceerd in Staatscourant nr. 24 van 5 februari 2004. Naar aanleiding daarvan is een aantal reacties ontvangen van de Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD), Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Stichting ICT Milieu, Raad Nederlandse Detailhandel, Vereniging van leveranciers van airconditioning apparatuur, Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied van Koudetechniek & Luchtbehandeling en UNETO-VNI (ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel). In een aantal reacties wordt gewezen op de definitie van ‘afgedankte elektrische en elektronisch apparatuur van particuliere huishoudens’ die ook afval omvat van bedrijven en instellingen dat naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met dat van particuliere huishoudens. Er wordt door de schrijvers op gewezen dat deze definitie afwijkt van het begrip ‘huishoudelijk afval’ in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer waardoor een precedent wordt geschapen dat gemeenten worden verplicht om bedrijfsafval te accepteren. De constatering dat hiermee een precedent wordt geschapen, is correct. De verplichting vloeit echter volledig voort uit richtlijn nr. 2002/96 zodat de regelgeving op dit punt niet gewijzigd kan worden. Overigens is de verwachting dat de gevolgen van dit punt te overzien zijn voor gemeenten omdat de zorg voor de financiering van het afvalbeheer van deze apparatuur bij de producenten is gelegd in artikel 11. Deze zorg voor financiering begint bij de afgifte bij de gemeentelijke inzamelpunten. De artikelsgewijze toelichting is op dit punt aangevuld. Verder zijn vragen gesteld bij de financiering van de uitsortering van ingenomen apparatuur ten behoeve van mogelijk verschillende collectieven. In de artikelsgewijze toelichting is aandacht besteed aan dit punt. Hetzelfde geldt voor de vragen over de gemeentelijke innameplaatsen. Tevens wordt een aantal vragen gesteld over de uitvoering van de regeling. Zo wordt gevraagd waar (in welk land) en door wie de financiële waarborg gesteld moet worden in gevallen waarin sprake is van grensoverschrijdend verkeer van de apparatuur. Hetzelfde wordt gevraagd over de markeringsplicht. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat deze vragen mede de uitleg betreffen van begrippen als ‘producent’ en ‘op de markt brengen’ die afkomstig zijn uit richtlijn nr. 2002/96. Uitleg van deze begrippen is voorbehouden aan de organen van de Europese Unie. Wel zijn de geconstateerde knelpunten in de richtlijn bekend en ingebracht in de Europese overleggen inzake de reikwijdte van de richtlijn. Overigens wordt in de Europese richtlijn degene die apparatuur invoert of uitvoert uit een van de Europese lidstaten als ‘producent’ aangemerkt. Omdat de Nederlandse regelgeving alleen betrekking kan hebben op Nederlands grondgebied zijn de woorden ‘in of uit een lidstaat’ vervangen door ‘in of uit Nederland’. Deze wijziging, die in overleg met de Europese Commissie en de andere lidstaten is doorgevoerd, maakt de regelgeving uitvoerbaar. In een van de reacties wordt de vraag gesteld waar de producent van apparatuur die wordt afgedankt door andere dan particuliere huishoudens, nu precies voor verantwoordelijk is. Hierbij wordt verwezen naar de inzamelverplichting voor dergelijke apparatuur (artikel 7) en de financiële verantwoordelijkheid voor producenten (artikel 12). In reactie daarop wordt het volgende opgemerkt. Producenten moeten er zorg voor dragen dat deze apparatuur wordt ingezameld en verwerkt. De kosten daarvan (inclusief de organisatiekosten) kunnen eventueel doorberekend worden aan de ontdoeners. Het staat laatstgenoemden overigens vrij om zelf een inzamelaar of verwerker te contracteren, zij zijn dus niet verplicht om van de diensten van de producent gebruik te maken. Tevens wordt aandacht gevraagd voor de continuering van de huidige inzet van handhavingscapaciteit. In reactie op dit punt kan worden opgemerkt dat er, ter voldoening aan artikel 16 van richtlijn nr. 2002/96, voldoende inspecties en controles zullen worden uitgevoerd om het bepaalde ter uitvoering van die richtlijn te handhaven. In een van de ontvangen reacties is gevraagd om (bepaalde) airconditioningapparatuur, evenals in het Besluit beheer wit- en bruingoed het geval was, buiten de reikwijdte van de regeling te houden. Airconditioningapparatuur valt echter onder de reikwijdte van richtlijn nr. 2002/96 en kan daarom niet worden uitgesloten van deze regeling. Overigens gaat het in dezen vooral om business to business-producten, wat betekent dat producenten weliswaar een systeem op moeten zetten voor de inname en verwerking, maar de financiering daarvan kan in overleg met de ontdoener worden geregeld. De opmerking dat het ongewenst is dat EVOA van toepassing is op afvalstromen die bij de uitvoering van de ‘oud voor nieuw’-verplichting de grens passeren (grensoverschrijdende verkoop) moet in het kader van deze regeling buiten beschouwing blijven. Bij regeling kan immers niet worden afgeweken van het bepaalde in een Europese verordening. II. Artikelsgewijs Artikel 1 In het eerste lid, onder b, is bepaald wat elektrische en elektronische apparatuur is. Het gaat om apparaten die onder een van de categorieën vallen van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96. Deze categorieën zijn uitgewerkt in producten die opgenomen zijn in bijlage IB bij richtlijn nr. 2002/96. Laatstgenoemde lijst met producten is echter geen limitatieve lijst en is dus niet bepalend voor de vraag of een bepaald product ‘apparatuur’ in de zin van deze regeling is. Bepalend is of een product onder een van de categorieën van bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96 valt. Als dat het geval is en er is ook voldaan aan de overige punten van de definitie is sprake van elektrische of elektronische apparatuur in de zin van deze regelgeving. Overigens wordt met het begrip ‘naar behoren te werken’ aangegeven dat het apparaat elektrische energie nodig heeft om de primaire functies uit te oefenen. Zo kan een koelkast zonder elektriciteit haar primaire functie ‘koelen’ niet uitvoeren en is elektriciteit noodzakelijk voor een koelkast om naar behoren te kunnen werken. Een pluche speelgoedbeest dat bij aanraking geluid kan maken is niet afhankelijk van elektriciteit om zijn primaire functie uit te oefenen. Een dergelijk artikel kan ook zonder batterij naar behoren functioneren omdat de primaire functie ‘knuffelbeest’ is. Het maken van geluid is een bijkomstige functie maar niet de primaire functie. Uit het eerste lid, onder c, blijkt dat er sprake is van ‘afgedankte’ apparatuur als de apparatuur een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Hier wordt dus aangesloten bij de algemene definitie van afvalstof. Om te bepalen of in een concreet geval sprake is van een afvalstof, kan onder meer worden verwezen naar het Landelijk Afvalbeheerplan 2002–2012 (gewijzigde versie van april 2004, deel I: beleidskader, paragraaf 4.4, blz. 52). Verder blijkt uit de definitie dat afgedankte apparatuur ook alle onderdelen omvat die deel uitmaken van het afgedankte apparaat op het moment dat het wordt afgedankt. Het betekent echter niet dat losse onderdelen kunnen worden ingeleverd als ‘afgedankte elektrische en elektronische apparatuur’. Dit blijkt uit de woorden ‘die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt’. Een losse wasmachinemotor is dus geen ‘afgedankte elektrische en elektronische apparatuur’ in de zin van deze regelgeving omdat op het moment van afdanking de wasmachine het product is waarvan de motor slechts een onderdeel is. De definities in het eerste lid, onder e en g, sluiten aan bij de definities in het Besluit beheer autowrakken. Om de terminologie in de verschillende ‘productbesluiten’ en de Wet milieubeheer zoveel mogelijk gelijk te houden is gekozen voor het gebruik van deze termen en niet voor de in richtlijn nr. 2002/96 gebruikte termen ‘hergebruik’ en ‘recycling’. De inhoud van laatstbedoelde termen is echter hetzelfde als de in deze regeling gehanteerde begrippen ‘hergebruiken als product’ en ‘hergebruiken als materiaal’. In het eerste lid, onder j, is de definitie van producent opgenomen. Het is een ruime definitie. Zo is onder andere aangegeven dat de verkooptechniek niet bepalend is. De apparatuur die is verkocht per internet (elektronische handel) of op andere wijze is verkocht op afstand overeenkomstig Richtlijn nr. 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PbEG L 144) valt ook onder de reikwijdte van deze regeling. Degene die apparatuur importeert wordt in deze regeling ook aangemerkt als producent. In de praktijk is gebleken dat er onduidelijkheid kan zijn wie de apparatuur invoert. Om te bepalen of er sprake is van invoer kan worden aangesloten bij de BTWindicaties op de factuur. Beschikt de ondernemer over facturen met een buitenlandse BTW of het BTW-nultarief, dan is sprake van ‘invoer’ en kan de desbetreffende onderneming worden aangemerkt als producent in de zin van deze regeling. De parallelimporteurs vallen ook onder de reikwijdte van deze definitie en zijn producent in de zin van deze regeling. Zij hebben dezelfde verplichtingen als de overige producenten. Overigens is ook degene die apparatuur uitvoert producent in de zin van deze regelgeving. Bij verkoop van apparatuur vanuit Nederland (bijvoorbeeld per internet) die afgeleverd wordt in een ander land (al dan niet lid van de Europese Unie) heeft de producent (dus degene die uitvoert) verplichtingen op grond van deze regeling in Nederland. Onder het begrip ‘distributeur’ zoals gedefinieerd in het eerste lid, onder k, wordt onder andere de verkoper en leverancier bedoeld. Het begrip ‘levering’ doelt op de feitelijke overdracht van de apparatuur. Ook de binnenlandse leverancier die verkoopt middels afstand (zoals internet) kan onder deze definitie vallen. De definitie van ‘afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens’ in het eerste lid, onder l, bepaalt dat ook apparatuur die afkomstig is van niet-particuliere huishoudens onder dit begrip kan vallen. Dit is het geval als er sprake is van apparatuur die naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met die van particuliere huishoudens. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een koelkast in een bedrijfskantine die, wat model en afmeting betreft, vergelijkbaar is met een koelkast die in een particulier huishouden gebruikt wordt. Tweede lid Het tweede lid geeft (gelet op het bepaalde in het eerste lid, onder b, onder 1°) aan welke producten in ieder geval onder de categorieën, genoemd in bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96, vallen. Het betreft de producten die zijn opgenomen in bijlage IB bij richtlijn nr. 2002/96. Deze lijst is niet limitatief. Artikel 2 Bepaalde apparatuur valt buiten de reikwijdte van deze regeling. Het gaat hier in de eerste plaats om apparatuur die deel is van andere apparatuur, waarbij deze ‘andere apparatuur’ geen elektrische of elektronische apparatuur in de zin van deze regeling is. Het gaat hier bijvoorbeeld om autoradio’s. Verder valt ook oorlogsmateriaal en dergelijke buiten de reikwijdte van deze regelgeving. Maar een computer of laptop die voor defensiedoeleinden wordt gebruikt valt weer niet onder deze uitsluiting, zelfs niet indien dergelijke apparatuur tijdens een missie wordt gebruikt in oorlogssituatie. Dit zijn immers apparaten die niet voor specifiek militaire doeleinden zijn bestemd. Artikel 3 In het eerste lid is bepaald dat de gemeente verantwoordelijk is voor de inzameling (ophalen) van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens. De inzameling moet gescheiden plaatsvinden. Dit is noodzakelijk om de verwerking op efficiënte wijze uit te kunnen voeren. Eenmaal gescheiden ingezamelde en ingenomen apparatuur moet gescheiden gehouden worden. Dit is geregeld in de vergunning van de gemeentelijke milieustraat of een ander inzamelpunt. Overigens is de gemeente (op grond van artikel 10.21 van de Wet milieubeheer) alleen verantwoordelijk voor de inzameling van afval van particuliere huishoudens. De gemeentelijke inzamelplicht geldt niet voor apparatuur die wordt afgedankt door bedrijven en instellingen, ook niet als deze naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met die van apparatuur van particuliere huishoudens. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het in dit artikel om alle elektrische en elektronische apparatuur gaat, dus ook het zogenaamde klein wit- en bruingoed. Overigens zullen met de gemeenten afspraken worden gemaakt over de wijze van uitvoering van deze scheidingsplicht. Het tweede lid regelt dat de gemeente voldoende brengvoorzieningen heeft om afgedankte apparatuur in te nemen. Hier kunnen zowel particulieren, nietparticuliere ontdoeners, als distributeurs de afgedankte apparaten inleveren. Het moet hier dan wel gaan om apparatuur afkomstig van particuliere huishoudens dan wel om hiermee naar aard en hoeveelheid vergelijkbare apparatuur van andere dan particuliere huishoudens (zie de definitie onder artikel 1, eerste lid, onder l) De gemeente mag geen kosten in rekening brengen voor deze voorziening, ook niet voor de apparaten die afkomstig zijn van niet-particulieren of distributeurs. De woorden ‘in voldoende mate’ geeft aan dat er zowel in beschikbaarheid (aantal) als in toegankelijkheid (openingstijden) voldoende brengvoorzieningen moeten zijn. Er moet dus onder meer rekening gehouden worden met de bevolkingsdichtheid. De woorden ‘in voldoende mate’ houden ook in dat het afdoende is indien voor grote hoeveelheden afgedankte apparatuur (afkomstig van particuliere huishoudens) die door detaillisten worden gebracht, een andere brengvoorziening, bijvoorbeeld een grotere bovengemeentelijke brengvoorziening opengesteld wordt. Vanzelfsprekend is geen sprake van ‘in voldoende mate’ indien alleen laatstgenoemde brengvoorziening wordt opengesteld voor afgedankte apparatuur die door particulieren wordt gebracht, alsmede de kleine hoeveelheden die door detaillisten worden gebracht. Het begrip ‘kleine hoeveelheden’ wordt in de praktijk ingevuld door het aantal van ten hoogste 7 grote apparaten. Overigens kunnen gemeenten ook uitvoering geven aan hun verplichting door samen te werken met andere gemeenten. Ook kunnen zij voorzieningen aanwijzen die zij niet zelf in eigendom (of beheer) hebben zoals regionale overslagstations (voorzieningen die mede gefinancierd worden uit de afvalbeheersbijdragen). Vanzelfsprekend dienen deze locaties ook te voldoen aan alle verplichtingen en is de gemeente hiervoor verantwoordelijk. Artikel 4 Bij de levering van een nieuw product is de distributeur verplicht om een ander soortgelijk product in te nemen als hem dat wordt aangeboden. Deze bepaling geldt alleen voor apparatuur van particuliere huishoudens (dus ook de daarmee naar aard en hoeveelheid vergelijkbare producten die afkomstig zijn van andere dan particuliere huishoudens). Deze inname vindt gratis plaats. Er is sprake van een soortgelijk product als het om een apparaat gaat dat dezelfde functie heeft en gelijkwaardig is aan het geleverde nieuwe apparaat. Dus bij aankoop van een koffiezetapparaat mag een ander koffiezetapparaat (ongeacht merk of omvang) worden ingeleverd. Alle bijbehorende onderdelen en hulpstukken kunnen ook ingeleverd worden. Het is geen vereiste dat het afgedankte product nog werkt. Artikel 5 In dit artikel is geregeld dat apparatuur die is verontreinigd en die daardoor een gevaar kan opleveren voor degene die de apparatuur inneemt, niet ingenomen hoeft te worden door de gemeente (artikel 3) of de distributeur (artikel 4). Er moet sprake zijn van een reëel risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel dat de afgedankte apparaten inneemt en dit risico moet veroorzaakt worden door de verontreiniging van de apparatuur die bij gebruik is ontstaan. Het is ook redelijk om deze apparaten te weren uit het systeem omdat de gebruiker verantwoordelijk gehouden kan worden voor de verontreiniging. Een dergelijke situatie doet zich in ieder geval voor als er handelingen in strijd met andere regelgeving (bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsomstandigheden) zouden moeten plaatsvinden. Een voorbeeld waarin geen sprake is van een verontreiniging die bij gebruik is ontstaan, is een koffiezetapparaat met een warmhoudplaatje waarin asbest is verwerkt. Weliswaar kan het asbest een risico opleveren, maar er is geen sprake van een verontreiniging die bij gebruik is ontstaan. Overigens kan de geweigerde afgedankte apparatuur afkomstig van particuliere huishoudens, altijd bij de gemeente ingeleverd worden omdat het huishoudelijk afval is waarop het reguliere afvalstoffenregime op van toepassing is. De gemeenten zijn verplicht dit in te nemen, op grond van artikel 10.21 van de Wet milieubeheer. Artikel 7 Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid voor de inzameling van afgedankte apparaten van andere dan particuliere huishoudens. Het betreft afgedankte apparaten van bedrijven, instellingen, kantoren enzovoorts. Apparaten die naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met die van particuliere huishoudens vallen onder de reikwijdte van artikel 3, tweede lid, en artikel 4. De producent is verantwoordelijk voor de inzameling maar kan de feitelijke werkzaamheden uitbesteden aan bijvoorbeeld een professionele inzamelaar. De uitvoering van deze verplichting zal vergemakkelijkt worden door een collectieve uitvoering in een of meer systemen waarbij producenten gezamenlijk optreden. Het staat de ontdoener altijd vrij om zelf zorg te dragen voor de afvoer van zijn afgedankte apparaten, door bijvoorbeeld gebruik te maken van de diensten van een professionele inzamelaar. Artikel 8 In dit artikel wordt geregeld dat de producent (organisatorisch) verantwoordelijk is voor de inzameling, het transport en de verwerking van afgedankte apparatuur van particuliere huishoudens. Deze verantwoordelijkheid geldt vanaf de inzameling van de apparatuur bij de gemeente of distributeur en is merkgebonden. Deze verantwoordelijkheid loopt parallel met de verantwoordelijkheid voor de financiering die in artikel 11 is geregeld. Voor de afgedankte apparatuur van niet-particuliere huishoudens is hij organisatorisch verantwoordelijk vanaf het moment waarop de ontdoener het hem aanbiedt. In het derde lid wordt geregeld dat de verwerking, nuttige toepassing en materiaalhergebruik volgens de beste beschikbare technieken plaats moet vinden. Dit betekent dat inrichtingen die deze activiteiten uitvoeren aan minimale normen moeten voldoen om negatieve milieueffecten als gevolg van de verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur te voorkomen. De beste beschikbare technieken kunnen nader worden bepaald overeenkomstig de procedures van richtlijn nr. 96/61/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257). Artikel 9 Dit artikel bevat een aantal voorschriften die in de vergunning van de verwerkers moeten worden opgenomen door het bevoegd gezag (de gemeente of de provincie). Het betreft de verwerkingsinrichtingen waarnaar de door gemeenten en detaillisten ingezamelde afgedankte apparatuur wordt getransporteerd. Deze verwerkers van afgedankte apparatuur beschikken over een vergunning op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer jo. bijlage I, categorie 28 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit. De vergunningen moeten worden aangepast voorzover ze hier nog niet in voorzien. Dit zijn er slechts enkelen in Nederland. De gemeentelijke inzamelvoorzieningen (in de zin van artikel 3, tweede lid) en de inrichtingen van detaillisten (distributeurs) die in het kader van artikel 4 afgedankte apparatuur innemen, hoeven niet aan de voorschriften van bijlage II en III te voldoen. Dit volgt uit de artikelen 5 en 6 van richtlijn nr. 2002/96. Daaruit blijkt dat de inzamelingsinrichtingen van de gemeenten en detaillisten niet als verwerkingsinrichting worden gezien waarvoor de voorschriften van bijlage II en III gelden. Artikel 10 Er zijn doelstellingen geformuleerd voor de nuttige toepassing en het hergebruik. De doelstellingen zijn per productcategorie opgesteld. De reden daarvoor is dat het vanwege de aard van het product en de gebruikte materialen die per productcategorie verschillen, niet reëel is om alle categorieën hetzelfde te benaderen. Uiterlijk op 31 december 2008 zullen nieuwe doelstellingen op Europees niveau worden vastgesteld. Daarbij zullen ook doelstellingen worden geformuleerd voor het hergebruik van hele apparaten en voor apparaten van categorie 8 uit bijlage IA bij richtlijn nr. 2002/96. In het tweede lid is bepaald dat bij de berekening van de percentages het hergebruik van volledige apparaten niet meegeteld kan worden. Omdat de definitie ‘hergebruik als product’ naast het hergebruik van apparatuur ook het hergebruik van onderdelen omvat, kan het onderdelenhergebruik wel meegeteld worden bij de berekening. Ten overvloede wordt opgemerkt dat deze verplichting (net als alle overige verplichtingen) ook op collectieve wijze door producenten kan worden uitgevoerd. Artikel 11 In het eerste en derde lid is bepaald dat de producent verantwoordelijk is voor de financiering van de inzameling en verwerking van de afgedankte apparaten van particuliere huishoudens waarvan hij de producent is vanaf de afgifte bij de gemeentelijke inzamelplaats of bij de distributeur. Het is dus een merkgebonden verplichting die parallel loopt met de inhoudelijke verplichtingen die in de artikelen 8 en 10 zijn omschreven. Een collectieve uitvoering van de verplichtingen van deze regeling waarbij de producenten zich in één of meer systemen verenigen zal de uitvoerbaarheid sterk vergroten en daarmee de kosten drukken. Indien uitsortering (naar merk of soort apparaat) gewenst is door producenten (bijvoorbeeld omdat er meerdere collectieve systemen zijn of omdat een producent individueel de verplichtingen wenst na te komen) zullen producenten zelf moeten zorgdragen voor uitsortering. In het derde lid is immers bepaald dat de verantwoordelijkheid begint ‘vanaf de afgifte’ bij de inzamelpunten. Het is mogelijk dat zij de uitsortering zelf uitvoeren nadat de afgedankte apparaten zijn opgehaald bij de inzamelpunten. Het is ook mogelijk dat zij een regeling treffen met de beheerder van deze inzamelpunten (zoals gemeenten en detaillisten) zodat de uitsortering al bij deze inzamelpunten plaatsvindt. De eventuele kosten van uitsortering komen voor rekening van de betrokken producenten. Als twee collectieven van producenten (of individuele producenten) uitsortering wensen zullen zij beide in onderling overleg deze sortering moeten bekostigen. Wat de kostenverdeling betreft zou het logisch zijn als (bij meerdere systemen) de kosten verdeeld worden naar rato van het aantal systemen. Immers, om apparaten uit te sorteren is het totaal aantal apparaten dat gesorteerd moet worden de kostenbepalende factor en niet het aantal apparaten dat (na uitsortering) aan een bepaalde producent (of collectief van producenten) wordt toebedeeld. Alle partijen hebben evenveel baat bij uitsortering. Het spreekt voor zich dat gemeenten en detaillisten pas tot uitsortering zullen over gaan nadat over de financiering daarvan afspraken zijn gemaakt. Voor de uitleg van het begrip ‘op de markt brengen’ wordt aangesloten bij de uitleg van het begrip ‘in de handel brengen’ zoals dat in de ‘Gids voor de tenuitvoerlegging van de op basis van de nieuwe aanpak en de globale aanpak tot stand gekomen richtlijnen1’ is omschreven. Daarom wordt onder het begrip ‘op de markt brengen’ verstaan het voor het eerst beschikbaar stellen van een product op de markt van de Gemeenschap, met het oog op de distributie en/of het gebruik ervan in de Gemeenschap. Het beschikbaar stellen kan zowel tegen betaling als gratis zijn. Een product wordt voor het eerst beschikbaar gesteld wanneer het product na de productiefase wordt overgedragen met de bedoeling het product te distribueren of het gebruik daarvan. Verder slaat het begrip ‘op de markt brengen’ op elk product afzonderlijk en niet op een type product, of het nu als een losse eenheid of in serie is gefabriceerd. Het tweede lid reguleert de financiering van de verwerking van de zogenaamde historische voorraad. Dat zijn de apparaten die voor 13 augustus 2005 op de markt zijn gebracht. Het derde lid voorziet in een verantwoordelijkheidstoedeling vanaf de afgifte bij de gemeente of distributeur. In het vierde en vijfde lid is bepaald dat bij het op de markt brengen een waarborg gesteld moet worden zodat de financiering van het afvalbeheer bij afdanking van dat product is zeker gesteld. Deze waarborg moet, zelfs bij een eventueel faillissement, zijn zeker gesteld. De waarborg kan bestaan uit een recycleverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming in een passende financiële regeling voor de financiering van het afvalbeheer. Een dergelijke deelneming in een passende financiële regeling kan bijvoorbeeld bestaan in een deelname aan een collectief systeem waarbij het collectief garant staat voor de financiering van deze apparaten, ook in de toekomst. Er moet in een dergelijk geval wel sprake zijn van een collectief dat deze waarborg waar kan maken, dus een collectief dat onder andere over voldoende deelnemers, organisatie en garanties beschikt. In het zesde en zevende lid zijn de regels voor de zichtbare en niet zichtbare afvalbeheersbijdrage (voorheen: verwijderingsbijdrage) opgenomen. Een voor de koper zichtbare afvalbeheersbijdrage is alleen toegestaan voorzover het betreft de financiering van de in het tweede lid genoemde kosten voor de historische voorraad. Indien een afvalbeheersbijdrage wordt ingesteld voor de financiering van het afvalbeheer van de nieuwe apparaten, kan deze dus niet aan de consument worden getoond, een dergelijke bijdrage zal onderdeel uit moeten maken van de verkoopprijs. Artikel 12 In dit artikel is de verantwoordelijkheid voor de financiering van het afvalbeheer voor apparaten uit niet-particuliere huishoudens geregeld. De producent is verantwoordelijk voor de financiering van het afvalbeheer van apparatuur die na 13 augustus 2005 door hem op de markt is gebracht. De ontdoener is verantwoordelijk voor het afvalbeheer van de afgedankte apparatuur die voor 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. De richtlijn biedt de mogelijkheid in artikel 9, eerste lid, derde alinea, om de producenten ook verantwoordelijk te stellen voor de financiering van het afvalbeheer van apparaten die vervangen worden door een nieuw apparaat. Er is voor gekozen om de financiering van de historische voorraad bij de ontdoener te laten, omdat dit aansluit bij het regime zoals dat van toepassing was vóór de invoering van deze regeling. Producenten en ontdoeners kunnen evenwel onderling overeenkomen dat de financiering geheel of gedeeltelijk bij de andere partij komt te liggen. Artikel 13 Apparatuur die na 13 augustus 2005 op de markt wordt gebracht wordt voorzien van een symbool (doorgekruiste verrijdbare afvalbak) dat duidelijk zichtbaar is. Dit symbool is bedoeld om de consument bewust te maken van het feit dat deze apparatuur gescheiden ingeleverd moet worden bij afdanking. Van de hoofdregel, dat het symbool op de apparatuur zelf moet worden aangebracht, kan in bijzondere gevallen worden afgeweken indien afwijking nodig is vanwege de afmetingen of de functie van het apparaat. Verder moet de apparatuur worden voorzien van een aanduiding waaruit blijkt wie de producent is en dat de apparatuur na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht. Hierdoor kan invulling gegeven worden aan de verplichtingen die de producent heeft voor de apparatuur die door hem op de markt is gebracht en wordt bovendien duidelijk bij afdanking of de apparatuur tot de historische voorraad behoort. Deze aanduidingen moeten dus altijd op de apparatuur zelf worden aangebracht. Voor de uitleg van het begrip ‘producent’ wordt verwezen naar de definitie in artikel 1, eerste lid, onder j. In de praktijk kan het (bijvoorbeeld parallelimport) voorkomen dat een apparaat van merk X (waarbij X naast merknaam ook als zelfstandig producent handelt) door importeur Y op de markt wordt gebracht, waarbij importeur Y de producent in de zin van deze regelgeving is zodat de aanduiding importeur Y moet identificeren. Artikel 14 De producent zal informatie moeten verstrekken over de apparatuur aan verwerkers en anderen die zich bezighouden met het afvalbeheer. De informatie kan ook op digitale wijze (Cd-rom of middels on-line-diensten) verstrekt worden. Artikel 16 Om de uitvoering van deze regeling te monitoren is het noodzakelijk dat de producenten jaarlijks verslag doen over de voortgang. Om de gegevens inzichtelijk te maken en de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden, geschiedt de verslaglegging middels een door de Minister van VROM vastgesteld formulier. Deze gegevens zullen, op grond van de bepalingen van de richtlijnen, ook aan de Europese Commissie ter beschikking gesteld worden. Ook de verkoper op afstand valt hieronder. Dit volgt uit de definitie van producent (artikel 1, eerste lid, onder j). Artikel 18 Voor de inwerkingtreding van deze regeling is grotendeels aangesloten bij de datum waarop aan de richtlijn uitvoering moet zijn gegeven (13 augustus 2004) in plaats van de datum waarop de afzonder 0 lijke verplichtingen gaan gelden. Voor een groot deel van de apparatuur waarop deze regeling betrekking heeft, is dat uitvoerbaar aangezien daarvoor reeds een inzamelings- en verwerkingsstructuur bestaat. Voor verlichtingsapparatuur als bedoeld in categorie 5 van bijlage IA (en IB) van richtlijn nr. 2002/96 bestaat een dergelijke structuur nog niet. Teneinde te voorzien in een redelijke invoeringstermijn, bevat dit artikel een overgangsrechtelijke bepaling, waarin voor verlichtingsapparatuur wordt aangesloten bij de datum waarop de richtlijn bepaalt dat de voor die apparatuur relevante verplichtingen gaan gelden (13 augustus 2005). Artikel 21 Deze regeling treedt in werking op 13 augustus 2004, de datum waarop uitvoering moet zijn gegeven aan het bepaalde in richtlijn nr. 2002/96. In de onderdelen a, b en c wordt daarop voor enkele voorschriften een uitzondering gemaakt. Onderdeel a Omdat in de periode voorafgaand aan deze regelgeving ook al doelstellingen waren gesteld (in het kader van het Besluit beheer wit- en bruingoed) is ervoor gekozen de doelstellingen van de richtlijn reeds eerder in werking te laten treden. Onderdeel b Artikel 16 bevat een verplichting om de Minister van VROM jaarlijks te informeren over de resultaten van de uitvoering van de artikelen 7, 8, 9,10, 11, 12 en 13 alsmede over de hoeveelheid op de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur. Deze verplichting wordt eerst relevant nadat de artikelen van dit besluit in werking zijn getreden. Onderdeel b van dit artikel bepaalt dat de verplichting, bedoeld in artikel 16, eerst met ingang van 1 januari 2006 in werking treedt. Dat betekent dat de eerste verslagperiode het jaar 2005 bestrijkt. Onderdeel c Vanaf 13 augustus 2005 geldt de verplichting om elektrische en elektronische apparatuur te voorzien van het symbool, bedoeld in bijlage IV van richtlijn nr. 2006/96. De in artikel 20 opgenomen wijziging stemt de Regeling nadere regels kca-logo daarop af en treedt eveneens met ingang van die datum in werking. Bijlage Op grond van artikel 4 van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur, dient een producent een mededeling in te dienen. In deze mededeling (plan van aanpak) wordt uiteengezet op welke wijze hij uitvoering gaat geven aan de verplichtingen van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. In de bijlage bij deze regeling is daarvoor een formulier opgenomen. Dit formulier is opgenomen om de administratieve lasten van de mededelingsplicht te reduceren. Transponeringstabel Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur (verder: Bea) Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur (verder: Rea) Richtlijn nr 2002/95 Nederlandse wet- en regelgeving artikel 1 behoeft geen implementatie artikel 2, eerste lid artikel 2, eerste lid, Bea artikel 2, tweede lid behoeft geen implementatie artikel 2, derde lid artikel 2, tweede lid, onder b, Bea artikel 3, onder a artikel 1, eerste lid, onder d, Bea artikel 3, onder b artikel 1, eerste lid, onder e, Bea artikel 4, eerste lid artikel 2, eerste lid, en artikel 5 en 6 Bea artikel 4, tweede lid artikel 2, tweede lid, onder a, Bea artikel 4, derde lid behoeft geen implementatie artikel 5 behoeft geen implementatie artikel 6 behoeft geen implementatie artikel 7 behoeft geen implementatie artikel 8 volgt uit hoofdstuk 18 Wm/artikel 1a, onder 1° en 2°, Wet op de economische delicten artikel 9 behoeft geen implementatie Bijlage dynamische verwijzing o.g.v. artikel 2, tweede lid, Bea Richtlijn nr 2002/96 Nederlandse wet- en regelgeving artikel 1 behoeft geen implementatie artikel 2, eerste lid artikel 2, onder a en artikel 1, tweede lid, Rea artikel 2, tweede lid behoeft geen implementatie artikel 2, derde lid artikel 2, onder b, Rea artikel 3, onder a artikel 1, eerste lid, onder b, Rea artikel 3, onder b artikel 1, eerste lid, onder c, Rea artikel 3, onder cartikel 1, eerste lid, onder d, Rea artikel 3, onder d artikel 1, eerste lid, onder e, Rea artikel 3, onder e artikel 1, eerste lid, onder f en g, Rea artikel 3, onder f artikel 1.1, eerste lid, Wm artikel 3, onder g artikel 1.1, eerste lid, Wm artikel 3, onder h artikel 1, eerste lid, onder h, Rea artikel 3, onder i artikel 1, eerste lid, onder j, Rea artikel 3, onder j artikel 1, eerste lid, onder k, Rea artikel 3, onder k artikel 1, eerste lid, onder l, Rea artikel 3, onder l artikel 1, eerste lid, onder m, Rea Richtlijn nr 2002/96 Nederlandse wet- en regelgeving artikel 3, onder m artikel 1, eerste lid, onder i, Rea artikel 4 financiële steun op projectbasis artikel 5, eerste lid artikel 3, eerste lid, en artikel 7 Rea en voorlichtings- en stimuleringsmaatregelen (zoals SAM) artikel 5, tweede lid, onder a artikel 3, tweede lid, Rea artikel 5, tweede lid, onder b artikel 4 (er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken) artikel 5, tweede lid, onder cartikel 6 Rea artikel 5, tweede lid, onder d, eerste alinea artikel 5 Rea en artikel 10.21 Wm artikel 5, tweede lid, onder d, tweede alinea geen gebruik van gemaakt artikel 5, derde lid artikel 7 Rea artikel 5, vierde lid artikel 8 Rea, artikel 8.1 Wm, artikel 10.37 Wm en artikel 10.1 Wm artikel 5, vijfde lid behoeft geen implementatie artikel 6, eerste lid, eerste alinea artikel 8 en artikel 9, eerste lid, Rea artikel 6, eerste lid, tweede alinea behoeft geen implementatie artikel 6, eerste lid, derde alinea geen gebruik van gemaakt artikel 6, tweede lid, eerste alinea artikel 8.1 Wm en bijlage I, cat. 28 Inrichtingen- en vergunningenbesluit artikel 6, tweede lid, tweede alinea geen gebruik van gemaakt artikel 6, derde lid artikel 9, tweede lid, Rea artikel 6, vierde lid artikel 8.1 Wm en Inrichtingen- en vergunningenbesluit artikel 6, vijfde lid, eerste alinea de nationale wet- en regelgeving verhindert dit niet EVOA werkt rechtstreeks door artikel 6, vijfde lid, tweede alinea artikel 10, derde lid, Rea artikel 6, zesde lid wordt gerealiseerd door stichting CCM (een door VROM opgerichte stichting) artikel 7, eerste lid, eerste zin volgt uit Rea artikel 7, eerste lid, tweede zin artikel 10.4 en 10.5 Wm en Landelijk Afvalbeheerplan artikel 7, eerste lid, derde zin artikel 10, tweede lid, Rea artikel 7, tweede lid, artikel 10, eerste lid, Rea artikel 7, derde lid, eerste alinea artikelen 8.14 en 10.37 Wm artikel 7, derde lid, tweede alinea behoeft geen implementatie artikel 7, vierde lid behoeft geen implementatie artikel 7, vijfde lid door middel van financiële middelen artikel 8, eerste lid artikel 11, eerste, tweede en derde lid, Rea artikel 8, tweede lid, eerste alinea artikel 11, eerste lid, Rea artikel 8, tweede lid, tweede alinea artikel 11, vierde en vijfde lid, Rea artikel 8, tweede lid, derde alinea artikel 11, zesde lid, Rea artikel 8, derde lid, eerste alinea artikel 11, tweede lid, Rea artikel 8, derde lid, tweede alinea artikel 11, zevende lid, Rea artikel 8, vierde lid volgt uit de definitie van producent (artikel 1, onder j, Rea) waarin ook de verkoop op afstand is meegenomen artikel 9, eerste lid, eerste alinea artikel 9, eerste lid, tweede alinea artikel 9, eerste lid, derde alinea artikel 9, eerste lid, vierde alinea artikel 12, eerste lid, Rea artikel 12, tweede lid, Rea artikel 12, tweede lid (er is gekozen voor het geboden alternatief) artikel 12, tweede lid, Rea artikel 9, tweede lid artikel 12, derde lid, Rea artikel 10, eerste lid, onder a stimuleringsprogramma’s voor gescheiden afgifte door burgers (STAP en SAM), voorlichtingsprogramma’s van VROM middels Milieu Centraal, AOO en internetsite VROM en volgt uit het systeem v.d. Wm: gemeente moet gescheiden inzamelen en communiceert dit naar burgers artikel 10, eerste lid, onder b zie hierboven artikel 10, eerste lid, onder czie hierboven artikel 10, eerste lid, onder d zie hierboven artikel 10, eerste lid, onder e zie hierboven artikel 10, tweede lid zie hierboven artikel 10, derde lid artikel 13, eerste lid, onder a, en artikel 13, tweede en derde lid, Rea artikel 10, vierde lid geen gebruik van gemaakt artikel 11, eerste lid artikel 14 Rea artikel 11, tweede lid artikel 13, eerste lid, onder b en c, Rea artikel 12, eerste lid artikel 16 Rea en artikel 4 Bea Artikel 12, tweede lid artikel 13 behoeft geen implementatie behoeft geen implementatie artikel 14 behoeft geen implementatie artikel 15 volgt uit hoofdstuk 18 Wm en artikel 1a Wet economische delicten artikel 16 behoeft geen implementatie Richtlijn nr 2002/96 Nederlandse wet- en regelgeving artikel 17, eerste, tweede lid, vierde en vijfde lid behoeft geen implementatie artikel 17, derde lid is geen gebruik van gemaakt bijlage IA bijlage IB dynamische verwijzing ogv artikel 1, eerste lid, onder b, Rea dynamische verwijzing ogv artikel 1, tweede lid, Rea bijlage II dynamische verwijzing ogv artikel 9, eerste lid, Rea bijlage III dynamische verwijzing ogv artikel 9, tweede lid, Rea Bijlage IV dynamische verwijzing ogv artikel 13, eerste lid, Rea De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. van Geel. 1 http://europa.eu.int/comm/enterprise/newapproach/ legislation/guide/legislation.htm